23927 |
onze-lieve-vrouw |
onze-lieve-vrouw:
slivvevrouw (Q203p Gulpen)
|
Onze Lieve Vrouw [Lie(f)vrouw, Sliefvrouw]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23743 |
onze-lieve-vrouweplaat |
schilderij van de moeder gods van immerdurende bijstand:
n sjilderie van de modder gods van ummerdoerende biesjtand (Q203p Gulpen)
|
Een plaat, afbeelding van O.L.V. van Altijddurende Bijstand. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23971 |
onzedig |
aanstootgevend:
aasjtoeëtgeëvend (Q203p Gulpen)
|
Onzedig, onzedigheid. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23970 |
onzedigheid |
nuttigheid:
nuttighèèd (Q203p Gulpen)
|
Onzedig, onzedigheid. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23647 |
onzevader |
onzevader:
dr ozzevadder (Q203p Gulpen),
paternoster:
dr pater noster (Q203p Gulpen),
nne paternoster (Q203p Gulpen)
|
Het door de priester gezongen Pater Noster, het Onze Vader. [N 96B (1989)] || Het gebed "Onze Vader", "Pater noster"[Vadder-óns, Vadder-ónzer, noster]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23720 |
onzevaderkralen |
grote kralen:
de groeëte kralle (Q203p Gulpen),
vaderonzerkralen:
de vadderonzerkralle (Q203p Gulpen)
|
De Onze-Vaderkralen (6 stuks). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20557 |
ooft |
ooft:
óef (Q203p Gulpen),
ooften:
öf (Q203p Gulpen),
ø̄f (Q203p Gulpen),
snitselen:
schnitsele (Q203p Gulpen),
sjnitsele (Q203p Gulpen)
|
ooft [Willems (1885)] || ooft; Hoe noemt U: Appelen of peren, in schijven gedroogd (in de oven) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17592 |
oog |
oog:
au (Q203p Gulpen),
o.uə (Q203p Gulpen),
ouw (Q203p Gulpen),
òuw (Q203p Gulpen),
òw (Q203p Gulpen)
|
ogen [RND] || oog [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
33023 |
oogst -opbrengst |
oogst:
[oogst] (Q203p Gulpen),
schaar:
šǭr (Q203p Gulpen)
|
Oogst in de betekenis van "een goede oogst" of "de oogst staat er goed voor"; het tweede deel van deze laatste uitdrukking is ondergebracht in het volgende lemma. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen [oogst], [bouw] en [bouwt], zie het lemma ''oogst -werkzaamheden'' (4.1.2); de in dit lemma gedocumenteerde varianten van oogst komen daar ofwel in het geheel niet voor, ofwel (soms) als een wezenlijk andere variant. [N 15, 11; L 5, 29; L 39, 39; S 27; monogr.; add. uit N 15, 10 en12]
I-4
|
33022 |
oogst -werkzaamheden |
oogst:
ōxs (Q203p Gulpen),
ǫi̯st (Q203p Gulpen),
ǫu̯st (Q203p Gulpen)
|
Het geheel van de werkzaamheden; het zelfstandig naamwoord. Zie ook Fsa, I, kaart 9. In vergelijking met N 15, 7 ("alle oogstwerkzaamheden te zamen") levert N 15, 8 ("graanoogst") in het geheel geen nieuw materiaal op; overal worden samenstellingen met graan (zie het lemma ''graan, koren'' 1.2.1) en van de opgave van N 15, 7 opgegeven. In het materiaal S 27 staan beide woorden oogst, eerst in de betekenis "het geheel van de werkzaamheden" en daarna in die van "opbrengst", onder elkaar en dat heeft waarschijnlijk suggestief gewerkt, vandaar de talrijke gelijkluidende antwoorden in het lemma ''oogst -opbrengst'' (4.1.3). Voor de behandeling van de varianten van het type oogst, vergelijk de toelichting bij het lemma ''oogsten'' (4.1.1). [N 15, 7 en 8; S 27; Wi 52; NE 3.V, 6g; monogr.; add. uit L 40, 8]
I-4
|