e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203p plaats=Gulpen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
plantenstek stek: stek (Gulpen), Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones  sjtek (Gulpen), WLD  stek (Gulpen, ... ) Afgesneden takje dat men in de grond zet om er een nieuwe plant uit te laten groeien (stek, poot). [N 82 (1981)] III-4-3
plataan plantaan: WLD  plantaan (Gulpen, ... ), plataan: plataan (Gulpen), Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones  plataan (Gulpen) De plataan; van deze boom schilfert de schors in plaen af waardoor de nieuwe geelgroene bast zichtbaar wordt; de boom heeft langgesteelde vruchten (plataan, plantaan, plom, plon, plen). [N 82 (1981)] III-4-3
platliggen van graan heeft zich gelegd: hat sex gǝlax (Gulpen), leger: leger (Gulpen) Wanneer de halmen door wind en regen platgeslagen zijn en tegen de grond liggen, is dat lastig werken voor de zichter. Hier staan steeds de persoonsvormen van het werkwoord genoemd, waarbij als onderwerp moet gedacht worden: "het koren"; achter in het lemma staan enkele zelfstandige naamwoorden: "platgelegerd graan". Heel in de uitdrukking ''(het koren) ligt heel'' staat voor ''helemaal''. [N 15, 13; monogr.] I-4
plattebuiskachel stoof: sjtaof (Gulpen) Lange kookkachel met langwerpige platte buis en zichtbare pot (boerenkachel, leuvense kachel, platte buis (kachel) [N 79 (1979)] III-2-1
plechtige communie plechtige communie (<lat.): de plechtige kemune hield het laatste mee in  de plechtige kemune + hernuïng van de daopbelofte (Gulpen) De Plechtige H.Communie + hernieuwing van de doopbeloften. [N 96D (1989)] III-3-3
plechtige communie: hernieuwing van de doopbeloften hernieuwing van de doopbeloften: de plechtige kemune hield het laatste mee in  de plechtige kemune + hernuïng van de daopbelofte (Gulpen) De Plechtige H.Communie + hernieuwing van de doopbeloften. [N 96D (1989)] III-3-3
plechtige huwelijksmis plechtige bruidsmis: plechtige broedsmes (Gulpen) Een plechtige bruidsmis [hoeëchfierlieje broedsmaes]. [N 96D (1989)] III-3-3
plechtige mis plechtige mis: plechtige mès (Gulpen) Plechtig, feestelijk [faierlich?]. [N 96B (1989)] III-3-3
pleistermortel plekspijs: plɛkšpīs (Gulpen) Mortel voor pleisterwerk. Pleistermortel mag, om krimpscheuren te voorkomen, niet te vet zijn. Hij wordt dan ook meestal samengesteld uit 1 deel Portlandcement op 3 delen zand of 1 deel kalkpoeder, 1,5 deel tras en 2,5 √† 3 delen zand of 1 deel Portlandcement, 1 deel tras en 5 delen zand (Zwiers II, pag. 218). Zie voor de fonetische documentatie van de tussen '(...)' geplaatste woorden en woorddelen het lemma 'Mortel'. [N 30, 38d; N 32, 37b; monogr.] II-9
pleistertroffel kleine punttroffel: kleŋ pønttrufǝl (Gulpen) Klein troffeltje met veerkrachtig blad voor het pleisteren van (kleine) oppervlakken en voor werkzaamheden op plaatsen waarvoor de normale troffel te groot is. In Q 121 wordt het spitstroffeltje gebruikt voor het fijnere werk van de stucadoor. Zie afb. 1b. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden '(troffel)' en '(truweel)' het lemma 'troffel'. [N 30, 8a; monogr.] II-9