e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203p plaats=Gulpen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
snoepje babbelaar: babbelĕĕr (Gulpen), bolletje: bulke (Gulpen), bölke (Gulpen, ... ) snoepje; Hoe noemt U: Een stukje snoepgoed (babbeltje, snoepje) [N 80 (1980)] III-2-3
snoer smikkesnoer: šmekǝšnōr (Gulpen) Bewegend deel van de zweep dat aan de steel bevestigd is. Een aantal informanten verdeelt het snoer nog in een onderste gedeelte dat aan de stok bevestigd is, en een dunner (gevlochten) gedeelte, waaraan de kletsoor bevestigd is. De benamingen die met zekerheid refereren aan dat dunnere gedeelte, worden apart vermeld. [N 13, 95b; S 47; R 14, 20; monogr.] I-10
snor schnauz (du.): sjnuits (Gulpen), šnuits (Gulpen), snor: sjnor (Gulpen, ... ), snorrenbaard: sjnorrebaad (Gulpen), sprinkhaanrietzanger: sjprinkhaanreetzenger (Gulpen) snor (knevel) [DC 01 (1931)] || snorbaard [SGV (1914)] || sprinkhaanrietzanger / snor (12,5 / 14 zeer verborgen levend in riet en struiken; alleen krekelachtig snorrend geluid is te horen; een soort leeft in hoogveen-, de andere in laagveenmoerasjes [N 09 (1961)] III-1-1, III-4-1
snorren roezen: roesche (Gulpen), snorren: snorren (Gulpen) een ruisend-brommend geluid maken, gezegd van bijv. een kacheltje [snorren, snorzen] [N 91 (1982)] III-4-4
snotneus aap: aap (Gulpen, ... ), kute-nelis: koetnelles (Gulpen), snotnaas: sjnotnaas (Gulpen) een kind dat zich met zaken bemoeit en daarover een mening geeft, waarvoor het nog te jong is [snotneus, snotter, aap, koetneus, plathoek] [N 85 (1981)] || snotneus [snooterbel, sjoetsnaas] [N 06 (1960)] III-1-4
snotteren snoeven: schnoeve (Gulpen), snotteren: sjnottere (Gulpen) Snotteren: herhaaldelijk en hoorbaar de neus ophalen om deze vrij te maken van neusvocht (snotteren, snitteren, snutten). [N 84 (1981)] III-1-2
snuifje snuifje: schnufke (Gulpen), schnŭfke (Gulpen), sjnuufke (Gulpen), snuiftoebak: schnoeftoebak (Gulpen) snuifje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid tabak die men in een keer opsnuift (snuifje, snuit, kees, prise) [N 80 (1980)] III-2-3
snuisterij snuisterij: snuutsjeriej (Gulpen) een klein sieraad, een aardig prulletje van geringe waarde [snuisterij, snuiselderij] [N 89 (1982)] III-3-1
snuit snoet: schnoet (Gulpen), snoet (Gulpen), Veldeke, eventueel aangevuld met systeem Jones oe = lang uitgesproken  sjnoet (Gulpen), snoets: sjnoets (Gulpen), snuits: sjnōēts (Gulpen) Hoe noemt u het vooruitstekende deel van het aangezicht van dieren (snuit, snoefel) [N 83 (1981)] || Snuit [SGV (1914)] III-1-1, III-4-2
sober sober: sober (Gulpen) afkerig van overdaad of overmaat [sefiel, sober] [N 85 (1981)] III-1-4