e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203p plaats=Gulpen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
struikelen stronkelen: stronkele (Gulpen), struikelen: sjtruukele (Gulpen), vallen over zijn eigen voeten: uvver zieng èege veut valle (Gulpen) struikelen [SGV (1914)] || Struikelen: vallen of bijna vallen door met de voet tegen iets aan te stoten of door een misstap (struikelen, strommelen, stronkelen). [N 84 (1981)] III-1-2
struikrover stroper: streuper (Gulpen), struikrover: struikrover (Gulpen) een rover die zich in en achter struiken verbergt om vandaaruit de voorbijgangers te overvallen [binder, baanstroper, struikrover] [N 90 (1982)] III-3-1
struma krop: krop (Gulpen), struma: struma (Gulpen) Struma: gezwel aan de hals, als gevolg van vergroting van de schildklier (krop, struma, kropziekte). [N 84 (1981)] III-1-2
stucadoor plekker: plɛkǝr (Gulpen) Arbeider die bepleisteringen op muren en plafonds aanbrengt. De woordtypen 'stucpaffer' en 'pleisterbuil' werden in Q 121 gebruikt voor de stucadoor die de eerste pleisterlaag met grote kracht tegen de muur smeet. Op deze wijze werd de hechting van het materiaal aan de muur bevorderd. [N 30, 3c; monogr.; div.] II-9
stuifzand fijn zand: fien zand (Gulpen), foemelzand: foemelzand (Gulpen) stuifzand, zeer fijn zand dat gemakkelijk stuift [vliegzand, stobber] [N 81 (1980)] III-4-4
stuiken kuiltjeschieten: külke scheete (Gulpen), stuiken: sjtoeke (Gulpen), stoeke (Gulpen), (in een kuiltje).  stŏĕkke (Gulpen) benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] || Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)] || Knikkers in een kuiltje gooien [stoeken, stuiten]. [N 88 (1982)] III-3-2
stuipen stuipen: de sjtupe hubbe (Gulpen), de stûpe höbbe (Gulpen), sjtupe (Gulpen), stûpe (Gulpen) stuipen: De stuipen hebben: een aanval van stuipen hebben (spinneweven, spinnevoeten, stuiptrekken, in de gaven liggen). [N 84 (1981)] || stuipen: Plotselinge spiersamentrekkingen, vaak samen met bewustloosheid; stuipen (stuipen, gaven, convulsies). [N 84 (1981)] III-1-2
stuiptrekken stuiptrekken: štyptrɛkǝ (Gulpen) Als de slachter het dier geschoten en gestoken heeft, blijft het nog enige tijd spartelen ten gevolge van het onwillekeurig samentrekken der spieren. [N 28, 16; monogr.] II-1
stuiven van droog zand of stof stuiven: sjtuuve (Gulpen) stuiven [SGV (1914)] III-4-4
stuiver stuiver: sjtuuver (Gulpen) stuiver [SGV (1914)] III-3-1