e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203p plaats=Gulpen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
unster balans: balans (Gulpen), met en balans woage (Gulpen), waag: met en woag woage (Gulpen), woag (Gulpen) unster (balans) [SGV (1914)] || unster [met een ~wegen] [SGV (1914)] III-3-1
urine pis: pis (Gulpen, ... ), zeik: zēk (Gulpen) urine [N 10c (1995)] || urine van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting van vee. [N 38, 18d; JG 1a, 1b; monogr.] I-11, III-1-1
urineren pissen: pisse (Gulpen, ... ), zeiken: zęi̯kǝ (Gulpen) urineren [N 10c (1995)] || urineren van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting hebben, gezegd van vee. [N 38, 18b; JG 1a, 1b; monogr.] I-11, III-1-1
ursuline ursuline: n ursulien (Gulpen) Een Ursulin [Ursulien]. [N 96D (1989)] III-3-3
vaandel drapeau (fr.): drapeau (Gulpen) De aan de stok gedragen doek met de kleuren of emblemen van een vereniging of gilde [vaandel, vendel, vaan]. [N 88 (1982)] III-3-2
vaandeldrager drapeaudrager: drapeaudrager (Gulpen) Degene die het vaandel draagt in een schutterij, gilde [vaandrig, venderik, afferis, vendelzwaaier]. [N 88 (1982)] III-3-2
vaars vaars: vēǝš (Gulpen), vē̜rs (Gulpen), vǝɛš (Gulpen) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vaatdoek vaatdoek: vāt˂dōk (Gulpen) vaatdoek [SGV (1914)] III-2-1
vadem, maat van uitgestrekte armen vadem: vaam (Gulpen) de maat die de afstand aangeeft tussen de rechter en de linkerhand bij zijdelings uitgestrekte armen (± 1,7m-1,9m) [rek, vadem, vaam] [N 91 (1982)] III-4-4
vademen (de/een) naald(e) vamen: ǝn nølt v ̇ē̜mǝ (Gulpen) Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.] II-7