e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203p plaats=Gulpen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wiel rad: rat (Gulpen), meervoud  rār (Gulpen), radje: verkleinwoord  raǝtjǝ (Gulpen) Algemene benaming voor het wiel van een kar of een wagen. De karren en wagens hebben aanvankelijk houten wielen met daarrond een ijzeren band, om slijtage tegen te gaan. Na de tweede wereldoorlog werden deze houten wielen geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. Afhankelijk van de omtrek heeft een wiel tien tot veertien spaken. [N 17, 57a-b + add; N 18, 99 + add; N G, 4; JG 1a + 1b; Gi 1,1; L 20, 21; L 38, 41; A 2, 60; A 4, 21; A 43, 1a-b; Wi 5; S 29; monogr.] I-13
wiel, kolk poel: pool (Gulpen) kolk of plas die na een dijkbreuk is ontstaan of is overgebleven na een overstroming [wiel, waal] [N 81 (1980)] III-4-4
wielband band: bant (Gulpen) De ijzeren hoepel die door de smid om de houten velg van een kar of wagen wordt gelegd. Zie ook afb. 209a. [N G, 46a; N 17, 67; A 42, 17; JG 1a; JG 1b; L 20, 20c; A 4, 20c; N 33, 8 add.; monogr.; Vld.; div.] II-11
wielerwedstrijd koers: koers (Gulpen) Snelheidswedstrijd voor wielrenners op de weg [koers, klassieker]. [N 88 (1982)] III-3-2
wielewaal goudmerel: gòòd mèile (Gulpen), lijster: lîester (Gulpen) Hoe heet de wielewaal? [DC 06 (1938)] III-4-1
wierook wierook: wieraok (Gulpen) Wierook [wierek, wierooch?]. [N 96B (1989)] III-3-3
wierookkorrels wierook: wieraok (Gulpen) Wierookkorrels. [N 96B (1989)] III-3-3
wierookvat wierooksvat: wieraoksvaat (Gulpen) Het wierookvat [wiereksvat, wieresvaas?]. [N 96B (1989)] III-3-3
wijden wijden: wieë (Gulpen) wijden [SGV (1914)] III-3-3
wijn wijn: wīēn (Gulpen, ... ) wijn [RND], [SGV (1914)] III-2-3