e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203p plaats=Gulpen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zaliger gedachtenis ... zaliger: dr pap of mam zilliger (Gulpen) Zaliger gedachtenis (vader/moeder/..). [N 96D (1989)] III-3-3
zaligheid zaligheid: zieëlighèèd (Gulpen) Zaligheid. [N 96D (1989)] III-3-3
zand strooien zand strooien: zand sjtruië (Gulpen) Het strooien van wit zand op de vloer (strooien, strooiselen, opzanden) [N 79 (1979)] III-2-1
zand, zandgrond zand: zant (Gulpen), zānt (Gulpen) Zand is steenstof, een geologische formatie die uit losse, fijne korrels kwarts en glimmer bestaat. Zandgrond is de grondsoort die uit zand bestaat, en is lichte, niet zoʔn vruchtbare grond. Zavel bestaat voornamelijk uit zand met wat lichte klei. [N 27, 40; Wi 52; S 45; L 7, 61a; L 8, 103; N 11, 2f add.; N 18, add.; A 10, 4; Vld.; monogr.] I-8
zandbank zandbank: zandbank (Gulpen), zandplaat: zandplaat (Gulpen) zandbank, hoger gelegen deel van zand in een rivier of meer [bank, zandskel, zandbplaat, visplaat] [N 81 (1980)] III-4-4
zandfiguren bij de processie zandfiguren: zandfigure (Gulpen) De zandfiguren die op straten en stoepen worden gestrooid. [N 96C (1989)] III-3-3
zandkorrel, korreltje zand zandkorrel: zandkorrel (Gulpen), zandkorreltje: zand körrelke (Gulpen) zandkorrel, korreltje zand [zandeke] [N 81 (1980)] III-4-4
zang, bussel gelezen aren zang: zaŋ (Gulpen) De bussel die de arenlezers bijeenbrengen. Vergelijk het lemma ''bussel geharkte aren'' (5.2.3). In het westen van de Kempen wordt opgemerkt dat dergelijke zangen vooral bij het lezen van hennep worden gemaakt. In het Noord-Truierlands worden de zangen niet gebonden, maar los verzameld. Godsschel, naar Jongeneel 1884, is een metafoor naar de vorm van de altaarbel. [N 15, 36; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-4
zanglijster, lijster lijster: liester (Gulpen), zanglijster: zangliester (Gulpen) lijster [SGV (1914)] || zanglijster (22,5 bekend; gelige, gestippelde borst en buik; broedt in grote parken en bossen; ook trekvogel; nest is van binnen glad en bruin; roep [tsp]; luide roepende zang [N 09 (1961)] III-4-1
zaniken, zeuren melken: melke (Gulpen), zaniken: zanike (Gulpen, ... ), zaniken (Gulpen), zeuren: zeure (Gulpen, ... ), zeuren (Gulpen), zeveren: zevere (Gulpen), zèevere (Gulpen) langdurig of telkens op dezelfde toon of lastige manier over iets spreken, bijv. om zich te beklagen [zeuren, zaniken, zemelen, nijnaaien, merelen, nosteren, memmen, melken, naaien, moesjanken] [N 87 (1981)] || steeds over een vervelende wijze over iets spreken [semmelen, zeveren, zagen, zemelen, zeuren, zaniken] [N 85 (1981)] || zaniken [SGV (1914)] || zeuren [SGV (1914)] III-3-1