e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203p plaats=Gulpen

Overzicht

Gevonden: 4929
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
door elkaar, verward dooreen: durch ee (Gulpen), durcheè (Gulpen), dooreen geroerd: durch ee gereurd (Gulpen), onverschillig: onverschillig (Gulpen, ... ), slag in het koffer: ene slaag in ⁄t koffer (Gulpen), verward: va weəd (Gulpen) dooreen [SGV (1914)] || een verwarde boel [hals, rommel, piëel, warwinkel, werzel, pan] [N 91 (1982)] || niet volgens vaste regels geschikt [ongeregeld, onverschillig] [N 91 (1982)] || op ongeregelde wijze dooreengemengd [verward, verstreuveld] [N 91 (1982)] III-4-4
doordeweekse mis durchdeweekse mis: n durch de weëkse mès (Gulpen) Een door-de-weekse mis. [N 96B (1989)] III-3-3
doordrenken, nat maken platsen: platsen (Gulpen), pletsen: plätsche (Gulpen) met een vloeistof doordrenken; nat maken [platsen, pletsen, plodderen] [N 91 (1982)] III-4-4
doormidden gesneden beschuitbol beschuit: bǝšȳt (Gulpen) De benamingen kunnen ook slaan op de bovenste of onderste schijf van de beschuitbol. [N 29, 62c] II-1
doormidden snijden van beschuitbollen beschuit(en) snijden: bǝšȳtǝ šni-jǝ (Gulpen) [N 29, 62a; N 29, 62b] II-1
doorn, stekel doorn: doaën (Gulpen), doorn (mv.): deuën (Gulpen), duujn (Gulpen), dön (Gulpen), døən (Gulpen) doorn [SGV (1914)] || doornen [DC 23 (1953)], [RND] || doorns [SGV (1914)] III-4-3
doornenkroon doornenkroon: e daoënekroeën (Gulpen) De doornenkroon, een kroon van doornen. [N 96B (1989)] III-3-3
doornhaag doornenheg: dø̜̄nhęk (Gulpen) Haag van haagdoorns of andere doornstruiken. [A 25, 4a; R I, 46; Vld.; monogr.] I-8
doornstruik doornenstruik: doaëne-sjtroek (Gulpen) doornstruik [SGV (1914)] III-4-3
doorslaan doorslaan: dørǝxšlǭǝ (Gulpen) Het doordringen van aniline door nieuw opgebrachte verflagen. [N 67, 12c] II-9