24430 |
egel |
egel:
egel (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen),
stekelvarken:
sjtieëkelvärke (Q203p Gulpen)
|
egel [DC 04 (1936)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
32788 |
eggen |
egen:
ē̜gǝ (Q203p Gulpen)
|
Het land met de eg bewerken, met de eg over het land gaan. Bedoeld wordt die bewerking waarbij de tanden van de eg door de grond gaan. Voor de bewerking van de grond met een ondersteboven gekeerde eg zie men het lemma ''slepen''. De verschillende manieren van eggen komen in de volgende lemmata aan de orde. NB 1. Hieronder worden de typen eegden, egen en eggen onderscheiden. Onder verwijzing naar dit lemma wordt het betrokken woord(deel) in de volgende lemmata door ''eggen'' resp. ''eggen'' gesubstitueerd. 2. In de volgende lemmata is het werkwoordelijk deel eggen bij de dialectvarianten kortheidshalve weggelaten. In verband daarmee wordt eventuele assimilatie c.q. invoeging van een verbindings-n aan het slot van het aan eggen voorafgaande woord(deel) niet tot uitdrukking gebracht. [JG 1a + 1b; N 11, 79; N 11A, 170; N 15, 3; R 3, 4; div.; monogr.]
I-2
|
34536 |
ei zonder schaal |
liesei:
lisęi̯ (Q203p Gulpen)
|
Ei dat alleen door een vlies is omgeven en dat geen schaal heeft. [N 19, 54a; N 7, 11; JG 1b, 1c, 2c; L 5, 80; Vld.; L B2, 366; monogr.]
I-12
|
19742 |
eierdopje |
eierdopje:
eierdupke (Q203p Gulpen),
eierdöpke (Q203p Gulpen)
|
eierdopje [DC 39 (1965)]
III-2-1
|
20526 |
eierkoek |
cake:
keek (Q203p Gulpen),
eierkoek:
eiërkook (Q203p Gulpen),
pannenkoek:
pannekook (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
eierkoek; Hoe noemt U: Een zachte koek gebakken van fijn deeg, waarin eieren zijn gekneed (eierkoek, eierstruif, flets) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22738 |
eiertikken |
eieren toppen:
eiere toepe (Q203p Gulpen),
kippen:
kippe (Q203p Gulpen),
paaseieren titsen:
posjeier tietsje (Q203p Gulpen)
|
Het gebruik om met hardgekookte eieren tegen elkaar te tikken [eiere tietsje, kuppe]. [N 96C (1989)] || Het spelletje waarbij men probeert met een hardgekookt ei het ei van de tegenstander kapot te tikken [(eier)tikken, kippen, knutsen]. [N 88 (1982)] || Spelletjes met eieren met Pasen. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21780 |
eigendom |
eigendom:
eigendom (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen),
égendom (Q203p Gulpen)
|
de omstandigheid dat een zaak iemand toebehoort; het recht iets zijn eigen te noemen [eigendom, maagschap] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21887 |
eigendomsbewijs |
akte:
akte (Q203p Gulpen)
|
het bewijs dat iets iemands eigendom is [vest] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24478 |
eik |
eik:
ek (Q203p Gulpen),
-
èèk (Q203p Gulpen),
ìèk (Q203p Gulpen),
eikenblad:
-
eeke blad (Q203p Gulpen)
|
eik [DC 04 (1936)], [RND] || eik (Quercus robur) [DC 39 (1965)]
III-4-3
|
24479 |
eikel |
eikel:
ekələ (Q203p Gulpen),
-
eekele (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen),
èèkele (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
eikels [RND] || eikels zoeken [DC 04 (1936)]
III-4-3
|