23449 |
angelustorentje |
torentje:
t tönsje (Q203p Gulpen)
|
Het afzonderlijk torentje waarin de angelusklok hangt [angelustorentje?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19312 |
angst |
angst:
angs (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen),
angst (Q203p Gulpen),
schrik:
schrik (Q203p Gulpen),
sjrik (Q203p Gulpen)
|
angst [SGV (1914)] || een min of meer beredeneerde vrees van iets hebbend [bang, schouw] [N 85 (1981)] || het gevoel van beklemming en vrees, veroorzaakt door een [wezenlijk of vermeend] dreigend onheil of gevaar [angst, schijt, schrik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
30587 |
aniline kleurstoffen |
aniline:
anelīn (Q203p Gulpen)
|
Kleurstoffen waarmee kunstmatige verflakken (teerverflakken) vroeger bereid werden. Volgens de invuller uit L 265 werden aniline kleurstoffen niet door de huisschilder gebruikt. [N 67, 12a]
II-9
|
33621 |
anjelier |
groffiaat:
graffiote (Q203p Gulpen)
|
[DC 17 (1949)]
I-7
|
19819 |
anjer, anjelier (dianthus caryophyllus l.) |
anjelier:
-
anjeleer (Q203p Gulpen),
anjer:
-
anjer (Q203p Gulpen),
groffiaat:
-
graffiôte (Q203p Gulpen)
|
tuinanjer [DC 17 (1949)], [SGV (1914)]
III-2-1
|
21251 |
anker |
anker:
anker (Q203p Gulpen)
|
anker [SGV (1914)]
III-3-1
|
21829 |
antwoorden |
antwoorden:
antwaoëde (Q203p Gulpen),
antwoorden (Q203p Gulpen)
|
ten antwoord geven [antwoorden, anderen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
33494 |
appelboom |
appelboompje:
Vraag: "appelboomjes", diminutief gelaten; enkelvoud opgenomen
appelbömke (Q203p Gulpen),
eppelbumke (Q203p Gulpen)
|
[DC 03 (1934)]
I-7
|
20698 |
appelmoes |
compte:
kompòt (Q203p Gulpen)
|
appelmoes [trot, trut] [N 38 (1971)]
III-2-3
|
21119 |
appels van de boom schudden |
appelen schuddelen:
Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones
aeppel sjuddele (Q203p Gulpen),
schuddelen:
schuddele (Q203p Gulpen)
|
Appels van de boom schudden (muiken). [N 82 (1981)]
III-2-3
|