33673 |
graszode |
groes:
grǫu̯sǝ (Q203p Gulpen),
wats:
watš (Q203p Gulpen),
wātš (Q203p Gulpen)
|
Vierkant afgestoken stuk van de met gras begroeide bovengrond. Naar dialectbenamingen voor de graszode is vaak navraag gedaan getuige ook de bronnenopgave bij dit lemma. In verschillende enqu√™tes werd gevraagd naar de zode in het algemeen zowel de graszode als de heizode. De opgaven die betrekking hadden op de heizode zijn ondergebracht in lemma 3.14 ɛheizodeɛ.' [N 14, 77a; N 14, 77b; N 27, 39g; GV, K6; JG 1a, 1b; L 8, 123; L B2, 273; S 46; NE 2 II, 15; N 18, 38 add.; N 18, 40 add.; monogr.]
I-8
|
24162 |
grauwe vliegenvanger |
grauwe vliegenvanger:
grauwe vleegevenger (Q203p Gulpen)
|
grauwe vliegenvanger (14 gewone zomervogel; grauw met gestreepte borst; vangt vanuit uitkijkpost vliegende insecten; nest van vezels, draad en haar onder een afdakje [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17886 |
graven |
graven:
grave (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
Graven: met een spade of ander gereedschap in de grond delven (graven, spitten, spaden, paleien). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23480 |
graven (mv.) |
graven:
de graver (Q203p Gulpen)
|
De graven meervoud [graaf, graver, jraver, grèèver?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23577 |
gregoriaans |
gregoriaans:
gregoriaans (Q203p Gulpen)
|
Gregoriaans, gregoriaanse gezangen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23578 |
gregoriaanse misgezangen |
gregoriaanse zang:
gregoriaanse zank (Q203p Gulpen)
|
Gregoriaans, gregoriaanse gezangen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33462 |
grendel |
schuif:
šȳf (Q203p Gulpen)
|
Opgenomen zijn de benamingen voor een schuifgrendel in het algemeen. Het materiaal liet niet toe na te gaan of er mogelijk verschil in benamingen is tussen een ronde of een platte grendel. In P 211 is een grendel rond en een schaaf plat, in Q 196 is een schoude plat. Voor andere plaatsen is een dergelijk onderscheid niet onwaarschijnlijk. Onder het woordtype schoude zijn enkele op -x-auslautende vormen geplaatst die wellicht ook verband houden met onder schaaf geplaatste vormen. Niet met zekerheid kon worden nagegaan of er sprake was van een wisseling f - g (schaaf) of van j - g (schoude). Onder vregel moet wel een draaibare grendel worden verstaan; onder sloop een grote, zware grendel en onder veter een hangslot. [N 7, 47; L 6, 50; L 35, 86; div.; monogr.]
I-6
|
21735 |
grens |
grens:
grens (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen),
linie:
linie (Q203p Gulpen)
|
de lijn die het gebied van een staat aangeeft [grens, linie, reem] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21758 |
grenslijn |
reen:
Van Dale: reen, (gew.) grens tussen twee akkers of percelen.
reein (Q203p Gulpen)
|
de scheiding tussen twee rechtsgebieden [ree, reen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24979 |
grenzen |
grenzen:
grenzen (Q203p Gulpen),
reinen:
reie (Q203p Gulpen),
rein (Q203p Gulpen)
|
tegen elkaar liggen, gezegd van stukken land of staten [grenzen, renen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|