18859 |
iets in acht nemen |
in acht nemen:
in ach neëme vur get (Q203p Gulpen),
zich hoeden:
zich heu vur get (Q203p Gulpen),
zorgen:
surge (Q203p Gulpen)
|
zorg dragen voor, in acht nemen [waren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25081 |
iets onbelangrijks, nietigheid |
prul:
prul (Q203p Gulpen)
|
een voorwerp zonder waarde; een zaak van geen enkel belang [nietlig, nietigheid, dodeman, lacheding] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18862 |
iets opkroppen |
opkroppen:
opkroppe (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
zijn verdriet of ongenoegen proberen verborgen te houden [opkroppen, kroppen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21563 |
ijken |
ijken:
ijke (Q203p Gulpen),
ijken (Q203p Gulpen)
|
gewicht nakijken om vast te stellen of ze het juiste gewicht hebben en, indien nodig, ze het juiste gewicht geven [ijken, ijkenen, pegelen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17995 |
ijlen |
bazelen:
bazele (Q203p Gulpen),
ijlen:
iele (Q203p Gulpen)
|
Ijlen: door koorts verward, onsamenhangend spreken (ijlen, bazelen, razen, raaskallen, delireren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25153 |
ijs (alg.) |
ijs:
ies (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen,
Q203p Gulpen,
Q203p Gulpen,
Q203p Gulpen)
|
ijs [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
22756 |
ijsbaan |
slipbaan:
shliepbaan (Q203p Gulpen)
|
Kinderen maken op de sneeuw of het ijs wel een gladde baan, door er telkens en achter elkaar overheen te glijden. Hoe noemt men deze baan in uw dialect? [DC 44 (1969)]
III-3-2
|
23827 |
ijsheiligen |
ijsheiligen:
ieshellige (Q203p Gulpen)
|
12-14 mei, de ijsheiligen [ieshillieje]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24174 |
ijsvogel |
ijsvogel:
iesvoggel (Q203p Gulpen)
|
ijsvogel (16,5 schitterend blauwgroen boven, steenrood onder; vliegt snel over beek, sloot en langs ven; broedt in gat in steile over; vangt visjes; vrij zeldzaam [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18913 |
ijver |
ijver:
iever (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
toewijding aan zijn werk [ijver, iever] [N 85 (1981)]
III-1-4
|