24858 |
klaproos |
klaproos:
klaprūǝs (Q203p Gulpen),
ook wel kolblom
klaproewes (Q203p Gulpen),
kolbloem:
kǫlblǫm (Q203p Gulpen),
-
kolblom (Q203p Gulpen),
heeft een heel gedicht hierover!
kolblom (Q203p Gulpen),
ook wel klaproewes
kolblom (Q203p Gulpen)
|
klaproos [DC 13 (1945)], [SGV (1914)] || Papaver rhoeas L. Een tot 60 cm hoge, behaarde plant. De uit vier losse kroonbladeren bestaande bloem is vuurrood en aan de voet vaak zwart gevlekt. De zaaddoos is kaal, bijna eivormig, met donkere stempels in een radvormig figuur. De klaproos komt voor in en bij korenvelden op zwaardere grondsoorten, langs wegen, dijken en op ruigten en bloeit van mei tot juli. Bij de benamingen treedt wel verwarring op met de veel grotere en hogere (60 tot 120 cm) slaapbol (Papaver somniferum L.), die tot hetzelfde geslacht behoort. Dit geldt vooral voor de typen met maan-, slaap-, heul- en olie-. Zie Pauwels 1933 en Brok 1991. [A 13, 13; L 1, a-m; L 1u, 125; L 15, 9; S 18; monogr.]
I-5, III-4-3
|
17957 |
klauteren |
kledderen:
kleddere (Q203p Gulpen)
|
klauteren [SGV (1914)]
III-1-2
|
33256 |
klaver, algemeen |
klee:
klīǝ (Q203p Gulpen)
|
De klaver- en klee-varianten in dit lemma vormen de verzamelnaam voor allerlei klaversoorten uit de familie van de Vlinderbloemigen. Klaver werd tot 1950 geteeld als groenvoer en als stoppelgewas. In de Nijmeegse lijst is niet naar de afzonderlijke soorten of naar de algemene naam gevraagd, alleen naar de benamingen voor verschillende oude klaversoorten. Hier zijn, naast de algemene naam in dit lemma, eerst enkele meestvoorkomende soorten apart behandeld en is tot slot een verzamellemma Andere Oude Klaversoorten toegevoegd. De scheiding in het Nijmeegse materiaal is achteraf aangebracht, op grond van de gewasnaam, de opmerkingen van de zegslieden en andere bronnen. Zie ook WBD.I, afl. 8, blz. 1408. [N 14, 83; JG 1a, 1b, 2b, 2c; A 4, 10; L 1, a-m; L B2, 348; L 20, 10; Wi 50; S 18; monogr.]
I-5
|
22747 |
klaveren in het kaartspel |
kleen:
klieje boeër (Q203p Gulpen)
|
klaveren boer [SGV (1914)]
III-3-2
|
33262 |
klaverschoof |
bussel:
bøsǝl (Q203p Gulpen)
|
Gemaaide klaver wordt, zoals gras, gedroogd voordat het wordt opgeslagen voor de winter. Zie voor het hooien aflevering I.3. Uitdrukkelijk wordt vermeld dat men de gemaaide klaver niet bindt in L 164, 268 (soms), 270, 289, 289a, 290, 325. Vergelijk ook de behandeling van de graanschoof in aflevering I.4. [N 15, 18g]
I-5
|
18171 |
kledij, kleren |
kleren:
kleier (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen,
Q203p Gulpen),
klèjer (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
... de kleren (het kleed) ... - bedoeld wordt de vrouwenkleding [DC 03 (1934)]
III-1-3
|
18285 |
kleerborstel |
kleerborstel:
klejerbùstel (Q203p Gulpen)
|
Kleerborstel. Hoe noemt men het hierboven afgebeelde voorwerp, dat wordt gebruikt om stof uit kleren, stoelbekleding, gordijnen enz. te verwijderen? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|
19389 |
kleerhanger |
kleerhanger:
kleërhaenger (Q203p Gulpen)
|
Een gebogen hout met een haak om kleren op te hangen (kleerhanger, kapstok) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19677 |
kleerkast |
klederkast:
kleijerkas (Q203p Gulpen),
kläjerkas (Q203p Gulpen)
|
kleerkast [DC 39 (1965)]
III-2-1
|
28709 |
kleermaker |
snijder:
šnīdǝr (Q203p Gulpen)
|
Algemene benaming voor persoon die kleren maakt. [N 59, 197a; L 1a-m; L 28, 2; S 18; monogr.]
II-7
|