19392 |
beddenhemel |
hemel:
hieëmel (Q203p Gulpen)
|
Houten overkapping met een gordijn boven een ledikant (troon, hemel) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
21551 |
bedekt een onaangenaamheid zeggen |
een fuik zetten:
fuuk zitte (Q203p Gulpen),
(mv. van foek: fuul).
ieëmes enge foek zitte (Q203p Gulpen),
stechelen:
stichele (Q203p Gulpen)
|
iemand bedekt een onaangenaamheid zeggen steken onder water geven [giepen] [N 85 (1981)] || iemand in bedekte woorden een onaangenaamheid zeggen [giepen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21454 |
bedelaar |
bedelaar:
beddelair (Q203p Gulpen),
bèddeleer (Q203p Gulpen),
bédeler (Q203p Gulpen)
|
de arme persoon die rondgaat of ergens zit om aalmoezen te vragen [schooier, bedelaar, klopper, rondloper, stuper, skurriekrijger] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21467 |
bedelaarstehuis |
logement:
logement (Q203p Gulpen)
|
een instelling waar bedelaars worden opgenomen en verzorgd [kaloentjes, kalonie, kalennis] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21894 |
bedelaarsvrouw |
bedelsvrouw:
bédelsvrow (Q203p Gulpen),
bedelvrouwmens:
beddelfrommesch (Q203p Gulpen),
bedelwijf:
bèddelwief (Q203p Gulpen)
|
een schooiersvrouw [trut] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21546 |
bedelen |
bedelen:
beddele (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen),
bédele (Q203p Gulpen)
|
aalmoezen vragen voor zijn levensonderhoud [schooien, bedelen, bidden] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24085 |
bedelmonnik |
soepbroeder:
figuurlijk: nne sufferd, iemand zonder fut
sopbroor (Q203p Gulpen)
|
Een bedelmonnik [sopbroêder]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24087 |
bedelpater |
bedelpater:
beddelpater (Q203p Gulpen)
|
Een pater van een van de bedelorden. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25448 |
bederven, gezegd van pekel |
broezen:
bruzǝ (Q203p Gulpen)
|
De zoutoplossing kan bederven doordat te veel bloed uit het vlees trekt en zich met de pekel vermengt. [N 28, 109; monogr.]
II-1
|
23197 |
bedevaart |
bedevaart:
bèèvaat (Q203p Gulpen),
bedeweg:
bèwèïg (Q203p Gulpen),
bèèweëg (Q203p Gulpen)
|
bedevaart [SGV (1914)] || Een bedevaart, pelgrimstocht, pelgrimage [beevaart, bèèvert, bidvaart, beeweg, beevaart, begankenis]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|