20707 |
krentenbrood |
krentenbrood:
krintebroeëd (Q203p Gulpen),
krentenweg:
krintewêk (Q203p Gulpen)
|
brood waarin krenten gebakken worden [N 29 (1967)] || krentenbrood [SGV (1914)]
III-2-3
|
21115 |
krentenbroodje |
hanekam:
hanekem (Q203p Gulpen)
|
verschillende soorten broodjes [N 29 (1967)]
III-2-3
|
18224 |
kreukel |
kreukel:
kreukel (Q203p Gulpen),
kräöekel (Q203p Gulpen)
|
ongewenste, valse vouw of plooi in een kledingstuk [kreukel, kneuker, freutel] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18223 |
kreukelen |
kreukelen:
kreukele (Q203p Gulpen),
kräöekele (Q203p Gulpen)
|
zich in ongewenste plooien zetten, gezegd van een kledingstuk [kreukelen, kreuk] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18875 |
kreunen |
kermen:
kerreme (Q203p Gulpen),
steunen:
steune (Q203p Gulpen)
|
een zacht klagend geluid maken [kreunen, kermen, krengen, steunen, kriepen, kruchen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17994 |
kreunen van de pijn |
kermen:
kerme (Q203p Gulpen),
kerreme (Q203p Gulpen)
|
Kreunen van pijn (koorgaan, kermeneren, kermen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18146 |
kreupel |
kreupel:
kreupel (Q203p Gulpen)
|
Kreupel - Kent men in uw dialect het volgende woord in dezelfde of een min of meer afwijkende vorm, zoals b.v. krepel naast kreupel. [DC 17 (1949)]
III-1-2
|
24893 |
kreupelhout |
bos:
bösch (Q203p Gulpen),
struik:
Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones
sjtruuk (Q203p Gulpen)
|
Laag houtgewas met dooreengegroeide stammen en takken (onderhout). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24955 |
krib in de rivier |
badding:
badding (Q203p Gulpen),
krib:
krib (Q203p Gulpen)
|
krib, dam van rijswerk, stenen en aarde om de bedding van een rivier te versmallen en zo de stroom te versterken, loodrecht of schuin op de oever aangebracht [bol] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21343 |
krijgen |
krijgen:
krīgge (Q203p Gulpen)
|
krijgen [SGV (1914)]
III-3-1
|