id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
30705 | olieverven | oligsverven: ǭǝlexs˲vɛrǝvǝ (Gulpen) | Schilderen met olieverf. [N 67, 66a] II-9 |
23150 | olifant | olifant: Karte 109. olifant (Gulpen) | Elefant. III-3-2 |
17916 | omarmen | omarmen: umerreme (Gulpen), snappen: schnappen (Gulpen) | omvatten, Met gestrekte armen ~ (vademen, omvademen, spannen, omarmen). [N 84 (1981)] III-1-2 |
23455 | omgang van de toren | ommegang: dr ummegank van dr taoëre (Gulpen) | De omgang, de trans van de toren. [N 96A (1989)] III-3-3 |
33664 | omheinde wei | afgepaalde wei: āfgǝpǭldǝ węi̯ (Gulpen) | Een met prikkeldraad of anderszins afgemaakte wei. Een groot aantal opgaven was wei. Deze opgaven zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. Voor de fonetische documentatie van wei zie men lemma 1.3.6 ɛweiɛ.' [N M, 4b; L 32, 45; monogr.] I-8 |
33745 | omheinen | afmaken: āfmākǝ (Gulpen), afpalen: āfpø̄lǝ (Gulpen), afrasteren: afrasteren (Gulpen) | Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.] I-8 |
23479 | omheining van het kerkhof | kerkhofmuur: kerkhofmoer (Gulpen) | De muur, de omheining van het kerkhof [toen, toun, tuun?]. [N 96A (1989)] III-3-3 |
33737 | omheining van ijzeren spijlen | hek: hɛk (Gulpen), ijzeren gitter: ijzeren gitter (Gulpen) | Omheining van ijzeren spijlen of staven. [A 25, 4e] I-8 |
33736 | omheining van opstaande latjes | gel√§nder (du.): gǝlɛndǝr (Gulpen), hek: hęk (Gulpen) | Omheining getimmerd van opstaande latjes, meestal rond een tuin of hof. [A 25, 4d; monogr.] I-8 |
33735 | omheining van palen | beschot: bǝsxǫt (Gulpen), hek: hɛk (Gulpen) | Omheining van palen, verbonden door enkele latten of ruwe planken. [A 25, 4c; monogr.] I-8 |