24627 |
plantenstek |
stek:
stek (Q203p Gulpen),
Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones
sjtek (Q203p Gulpen),
WLD
stek (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
Afgesneden takje dat men in de grond zet om er een nieuwe plant uit te laten groeien (stek, poot). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24667 |
plataan |
plantaan:
WLD
plantaan (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen),
plataan:
plataan (Q203p Gulpen),
Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones
plataan (Q203p Gulpen)
|
De plataan; van deze boom schilfert de schors in plaen af waardoor de nieuwe geelgroene bast zichtbaar wordt; de boom heeft langgesteelde vruchten (plataan, plantaan, plom, plon, plen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33032 |
platliggen van graan |
heeft zich gelegd:
hat sex gǝlax (Q203p Gulpen),
leger:
leger (Q203p Gulpen)
|
Wanneer de halmen door wind en regen platgeslagen zijn en tegen de grond liggen, is dat lastig werken voor de zichter. Hier staan steeds de persoonsvormen van het werkwoord genoemd, waarbij als onderwerp moet gedacht worden: "het koren"; achter in het lemma staan enkele zelfstandige naamwoorden: "platgelegerd graan". Heel in de uitdrukking ''(het koren) ligt heel'' staat voor ''helemaal''. [N 15, 13; monogr.]
I-4
|
19417 |
plattebuiskachel |
stoof:
sjtaof (Q203p Gulpen)
|
Lange kookkachel met langwerpige platte buis en zichtbare pot (boerenkachel, leuvense kachel, platte buis (kachel) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
24009 |
plechtige communie |
plechtige communie (<lat.):
de plechtige kemune hield het laatste mee in
de plechtige kemune + hernuïng van de daopbelofte (Q203p Gulpen)
|
De Plechtige H.Communie + hernieuwing van de doopbeloften. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24017 |
plechtige communie: hernieuwing van de doopbeloften |
hernieuwing van de doopbeloften:
de plechtige kemune hield het laatste mee in
de plechtige kemune + hernuïng van de daopbelofte (Q203p Gulpen)
|
De Plechtige H.Communie + hernieuwing van de doopbeloften. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24051 |
plechtige huwelijksmis |
plechtige bruidsmis:
plechtige broedsmes (Q203p Gulpen)
|
Een plechtige bruidsmis [hoeëchfierlieje broedsmaes]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23522 |
plechtige mis |
plechtige mis:
plechtige mès (Q203p Gulpen)
|
Plechtig, feestelijk [faierlich?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
30560 |
pleistermortel |
plekspijs:
plɛkšpīs (Q203p Gulpen)
|
Mortel voor pleisterwerk. Pleistermortel mag, om krimpscheuren te voorkomen, niet te vet zijn. Hij wordt dan ook meestal samengesteld uit 1 deel Portlandcement op 3 delen zand of 1 deel kalkpoeder, 1,5 deel tras en 2,5 à 3 delen zand of 1 deel Portlandcement, 1 deel tras en 5 delen zand (Zwiers II, pag. 218). Zie voor de fonetische documentatie van de tussen '(...)' geplaatste woorden en woorddelen het lemma 'Mortel'. [N 30, 38d; N 32, 37b; monogr.]
II-9
|
29939 |
pleistertroffel |
kleine punttroffel:
kleŋ pønttrufǝl (Q203p Gulpen)
|
Klein troffeltje met veerkrachtig blad voor het pleisteren van (kleine) oppervlakken en voor werkzaamheden op plaatsen waarvoor de normale troffel te groot is. In Q 121 wordt het spitstroffeltje gebruikt voor het fijnere werk van de stucadoor. Zie afb. 1b. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden '(troffel)' en '(truweel)' het lemma 'troffel'. [N 30, 8a; monogr.]
II-9
|