e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gulpen

Overzicht

Gevonden: 4929
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bisschop bisschop: nne biesjop (Gulpen) Een bisschop [busschop, biskop, bissjep]. [N 96D (1989)] III-3-3
bits bars: bars (Gulpen, ... ), bits: bits (Gulpen, ... ), kort aangebonden: kot aagebonde (Gulpen, ... ), scherp: scherp (Gulpen, ... ) vinnig, onvriendelijk in manier van spreken [bits, scherp, bars, mondig] [N 87 (1981)] III-1-4, III-3-1
blaar blaar: blaar (Gulpen), blaor (Gulpen), blǭr (Gulpen) Blaar: blaasachtige opzetting van de huid (blaar, blein). [N 84 (1981)] || Bolvormige verhevenheid in het schilderwerk. Blaren treden vooral op wanneer het oppervlak van het te schilderen voorwerp niet goed droog is of wanneer er geen goede hechting van de verflaag aan het materiaal heeft plaatsgehad. [N 67, 69b; monogr.] II-9, III-1-2
blaas van een geslacht varken blaas: blǭs (Gulpen) De blaas van het varken wordt voor verschillende doeleinden gebruikt volgens de respondenten. Men smeert er werkschoenen mee in of de houtzaag. Als heelmiddel wordt hij op een gekneusde plek gelegd. Men vangt er vogels mee of men doet er bloedworst in; zelfs brandewijn wordt ermee gesmokkeld. Hij kan functioneren als ijszak voor een zieke of als afsluiting voor levensmiddelen. Vaak dient de gedroogde blaas als tabakszak of geldzak. Opgeblazen en gedroogd is hij een voetbal voor de jeugd. Men maakt er kunstdarmen van en heel bekend is het gebruik ervan bij het Carnaval als "foekespot" of "rommelspot". Kan men er echt niets mee doen, dan wordt ie weggesmeten. [N 28, 73; N 28, 74; monogr.] II-1
blaasbalg van het orgel blaasbalg: dr blaosbalk (Gulpen) De blaasbalg van het orgel. [N 96B (1989)] III-3-3
blaasontsteking blaasontsteking: blaosontsjteëking (Gulpen), kou op de blaas: kou op de bloas (Gulpen) Blaasontsteking: ontsteking van de urineblaas (koupis, droppelpis). [N 84 (1981)] III-1-2
blad (alg.) blad: blad (Gulpen) blad [SGV (1914)] III-4-3
blad van een lepel lepel: leëpel (Gulpen) Het holle gedeelte van een lepel waarin het eten wordt opgeschept (lepel, holte) [N 79 (1979)] III-2-1
blad, bladeren van een plant blad: blat (Gulpen), blader: blār (Gulpen) Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.] I-4
bladerloze boom kale boom: Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones  kale bom (Gulpen), kranke boom: kranke boom (Gulpen) Een boom zonder bladeren (ijlboom). [N 82 (1981)] III-4-3