24074 |
bisschop |
bisschop:
nne biesjop (Q203p Gulpen)
|
Een bisschop [busschop, biskop, bissjep]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19352 |
bits |
bars:
bars (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen,
Q203p Gulpen,
Q203p Gulpen),
bits:
bits (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen),
kort aangebonden:
kot aagebonde (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen),
scherp:
scherp (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
vinnig, onvriendelijk in manier van spreken [bits, scherp, bars, mondig] [N 87 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
18113 |
blaar |
blaar:
blaar (Q203p Gulpen),
blaor (Q203p Gulpen),
blǭr (Q203p Gulpen)
|
Blaar: blaasachtige opzetting van de huid (blaar, blein). [N 84 (1981)] || Bolvormige verhevenheid in het schilderwerk. Blaren treden vooral op wanneer het oppervlak van het te schilderen voorwerp niet goed droog is of wanneer er geen goede hechting van de verflaag aan het materiaal heeft plaatsgehad. [N 67, 69b; monogr.]
II-9, III-1-2
|
25437 |
blaas van een geslacht varken |
blaas:
blǭs (Q203p Gulpen)
|
De blaas van het varken wordt voor verschillende doeleinden gebruikt volgens de respondenten. Men smeert er werkschoenen mee in of de houtzaag. Als heelmiddel wordt hij op een gekneusde plek gelegd. Men vangt er vogels mee of men doet er bloedworst in; zelfs brandewijn wordt ermee gesmokkeld. Hij kan functioneren als ijszak voor een zieke of als afsluiting voor levensmiddelen. Vaak dient de gedroogde blaas als tabakszak of geldzak. Opgeblazen en gedroogd is hij een voetbal voor de jeugd. Men maakt er kunstdarmen van en heel bekend is het gebruik ervan bij het Carnaval als "foekespot" of "rommelspot". Kan men er echt niets mee doen, dan wordt ie weggesmeten. [N 28, 73; N 28, 74; monogr.]
II-1
|
23574 |
blaasbalg van het orgel |
blaasbalg:
dr blaosbalk (Q203p Gulpen)
|
De blaasbalg van het orgel. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18096 |
blaasontsteking |
blaasontsteking:
blaosontsjteëking (Q203p Gulpen),
kou op de blaas:
kou op de bloas (Q203p Gulpen)
|
Blaasontsteking: ontsteking van de urineblaas (koupis, droppelpis). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24469 |
blad (alg.) |
blad:
blad (Q203p Gulpen)
|
blad [SGV (1914)]
III-4-3
|
19402 |
blad van een lepel |
lepel:
leëpel (Q203p Gulpen)
|
Het holle gedeelte van een lepel waarin het eten wordt opgeschept (lepel, holte) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
32972 |
blad, bladeren van een plant |
blad:
blat (Q203p Gulpen),
blader:
blār (Q203p Gulpen)
|
Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.]
I-4
|
24718 |
bladerloze boom |
kale boom:
Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones
kale bom (Q203p Gulpen),
kranke boom:
kranke boom (Q203p Gulpen)
|
Een boom zonder bladeren (ijlboom). [N 82 (1981)]
III-4-3
|