e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gulpen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
van katoen geven eraan gaan: dra gaoë (Gulpen) alle kracht inspannen om iets op tijd klaar te hebben [lament geven, buzze geven, kemp geven, draad geven, kletsoor geven] [N 85 (1981)] III-1-4
van uitlopers ontdoen (scheuten) afplukken: āfplø̜kǝ (Gulpen) Zoals in het vorige lemma is opgemerkt beginnen soms de aardappelen die in een kelder of kuil bewaard worden te schieten. Hier staan de benamingen voor het verwijderen van dergelijke uitlopers bijeen. Indien niet anders aangegeven is het object steeds "aardappelen". Voor de documentatie van scheuten, zie lemma Scheut, resp. Uitlopers Van Kuilaardappelen [N M, 17b; monogr.] I-5
van veren wisselen muiten: muǝtǝn (Gulpen), mūtǝ (Gulpen) [N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.] I-12
vangen vangen: vange (Gulpen, ... ) vangen [DC 02 (1932)] III-1-2
vanzelfsprekend natuurlijk: natuurlijk (Gulpen), vanzelf: sprikt van zelf (Gulpen), vanzelfsprekend: vàzelfsjpreëkend (Gulpen) vanzelfsprekend, natuurlijk [ralik] [N 85 (1981)] III-1-4
varken varken: vɛrkǝ (Gulpen), vɛrǝkǝ (Gulpen) Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s] I-12
varkenshaar haren (mv.): hǭrǝ (Gulpen) De haargroei op het varkenslijf. [N 28, 31; monogr.] I-12
varkensstal, varkenshok varkensstal: vɛrǝkǝs[stal] (Gulpen) De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.] I-6
varkenstrog trog: trōx (Gulpen), trǭx (Gulpen) De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d] I-6
varkensvet reuzel: reuzel (Gulpen), smout: sjmoat (Gulpen) reuzel [DC 17 (1949)] || smout [SGV (1914)] III-2-3