19371 |
bliksemafleider |
bliksemafleider:
bliksemaafleiër (Q203p Gulpen)
|
Inrichting om de bliksem af te leiden en onschadelijk te maken; gewoonlijk een van het dak tot in de grond lopende metalen staaf (bliksemafleider, donderroede, donderkruit, donderspil) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
25113 |
bliksemen |
bliksemen:
het bliksemt (Q203p Gulpen)
|
het bliksemt [SGV (1914)]
III-4-4
|
29006 |
blinde naad |
blinde naad:
bleŋǝ nǭt (Q203p Gulpen)
|
De naad die ontstaat bij het binnenstebuitennaaien. [N 36, 45]
II-10
|
22353 |
blindemannetje spelen |
koekepiep:
koekepiep (Q203p Gulpen)
|
Het spel waarbij één van de spelers die de anderen moet vangen geblinddoekt is [kakkemommen, blindemannetje, blindekoe, blindekoekoek]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
25018 |
blinken, glimmen, glanzen |
blinken:
blinke (Q203p Gulpen),
blinken (Q203p Gulpen),
glanzen:
glanzen (Q203p Gulpen),
glimmen:
glimmen (Q203p Gulpen)
|
een glans van zich geven [glimmen, glanzen, blinken] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17683 |
bloed |
bloed:
blood (Q203p Gulpen)
|
bloed [SGV (1914)]
III-1-1
|
25384 |
bloed roeren |
(het) bloed kloppen:
blōtklopǝ (Q203p Gulpen)
|
Als het dier gestoken is, vangt men soms het bloed op om dit later in de bloedworst te verwerken. Om te voorkomen dat het bloed stolt, roert men er met de hand wat stro, een houtje of iets dergelijks doorheen. [N 28, 17; monogr.]
II-1
|
18057 |
bloeden |
bloeden:
blūje (Q203p Gulpen)
|
bloeden [SGV (1914)]
III-1-2
|
20693 |
bloedworst |
bloedworst:
bloodwoaësj (Q203p Gulpen)
|
bloedworst [N 06 (1960)]
III-2-3
|
24305 |
bloedzuiger |
bloedzuiger:
bloodzuiger (Q203p Gulpen),
bloedzuiker:
bloodzuuker (Q203p Gulpen)
|
bloedzuiger [DC 30 (1958)], [SGV (1914)]
III-4-2
|