20576 |
verschaald |
verschaald:
verschaald (Q203p Gulpen),
verschald (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen),
versjald (Q203p Gulpen)
|
verschaald; Hoe noemt U: Door lang staan geur en kracht verloren hebbend, gezegd van bier (verschaald) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25090 |
verschieten |
verschieten:
verschete (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
anders worden van kleur door het (zon)licht, gezegd van bijv. kledingstukken [verschieten, afgaan] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23916 |
verschijning |
verschijning:
n versjienging höbbe (Q203p Gulpen)
|
Een verschijning hebben/krijgen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22711 |
verschillende knikkerspelen: nagooien |
narijden:
noarieje (Q203p Gulpen)
|
benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)]
III-3-2
|
21666 |
verschuldigd zijn |
schuldig zijn:
schuldig (Q203p Gulpen),
schuldig zien (Q203p Gulpen)
|
verplicht te betalen [schuldig (zijn), plichtig zijn, gelden] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22434 |
versieren (met bloemen) |
sieren:
sere (Q203p Gulpen)
|
Het versieren van de straten op de dag(en) vóór de processie [tsere]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
18242 |
versiersel |
sieraad:
sirraod (Q203p Gulpen),
smuk (<du.):
sjmoek (Q203p Gulpen)
|
voorwerpen die tot versiering dienen [sier, smeer, smuk, opsmuk, opschik, tooi] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18226 |
versleten |
schabbig:
sjebbig (Q203p Gulpen),
versleten:
verschliëte (Q203p Gulpen),
versjleëte (Q203p Gulpen)
|
door lang gebruik stuk gegaan, niet bruikbaar meer, gezegd van een kledingstuk [versleten, sleets, schabbig, kaal] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
32918 |
verspreid gras |
sprei:
špręi̯ (Q203p Gulpen)
|
Het resultaat van de handeling uit het voorgaande lemma: het gemaaide gras dat gelijkmatig op het veld ligt te drogen. [N 14, 98]
I-3
|
18797 |
verstand |
goed verstand:
e god versjand hubbe (Q203p Gulpen),
goede kop:
enge go kup hubbe (Q203p Gulpen),
verstand:
versjtand (Q203p Gulpen),
verstand (Q203p Gulpen)
|
een goed verstand hebben; zijn verstand goed gebruikend [bezouwig, redelijk, radelijk] [N 85 (1981)] || het vermogen goed, helder te denken [verstand, bewijs, bewoud, vernuft] [N 85 (1981)]
III-1-4
|