24523 |
bloeien |
bloeien:
blø̄i̯ǝ (Q203p Gulpen),
blø̜̄i̯ǝ (Q203p Gulpen)
|
De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.]
I-4
|
20718 |
bloem |
bloem:
blom (Q203p Gulpen),
gebuilde bloem:
gǝbȳldǝ blom (Q203p Gulpen),
patent:
patɛnt (Q203p Gulpen)
|
bloem [SGV (1914)] || Bloem bestaat uit het inwendige van de korrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. In verband met het onderscheid tussen ''meel'' en ''bloem'' (zie de toelichting bij het lemma ''gemalen en gezuiverd graan'') zijn de opgaven die op het begrip "meel" duiden zoals roggemeel, tarwe, tarwemeel uit dit lemma overgebracht naar het lemma ''gemalen en gezuiverd graan''. Ten aanzien van het woordtype "patent" zij opgemerkt dat de patentbloem komt uit het hart van de meelkern wiens kleur mooi wit is (Schoep blz. 12). De graad van fijnheid wordt aangegeven door "0" (zero). Hoe meer zero''s, hoe fijner de bloem. [N 29, 15c; N 29, 14b; N 29, 14a; N 16, 80; N 29, 16]
II-1, III-2-3
|
24471 |
bloem (alg.) |
bloem:
blom (Q203p Gulpen),
blome mv (Q203p Gulpen),
blomə (Q203p Gulpen)
|
bloem [SGV (1914)] || bloemen [RND]
III-4-3
|
25543 |
bloem mengen |
missen:
mišǝ (Q203p Gulpen)
|
De verschillende soorten bloem die de bakker koopt, gaat hij mengen met het doel een zo goed mogelijk product te verkrijgen. Hij meleert de verschillende soorten bloem in bepaalde verhoudingen. Dit kan het beste gebeuren in de z.g.n. meleermachine. Men kan niet zo maar de verschillende bloemsoorten bij elkaar storten. Moet men met de hand mengen, dan is vereist de verschillende soorten eerst door elkaar te mengen. Stort men de bloem in de deegmachine , dan moet men deze enkele minuten laten draaien, waardoor men de soorten voldoende mengt (Schoep blz. 38)
II-1
|
25528 |
bloem van zeer harde, droge tarwekorrels |
patentmeel:
patɛntmē̜l (Q203p Gulpen)
|
Over het algemeen kan men zeggen dat harde tarwe buitenlandse tarwe is en inlandse tarwe zachte (Schoep blz. 7). [N 29, 15a]
II-1
|
24629 |
bloembol |
bloemenbol:
Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones
blommebol (Q203p Gulpen),
bol:
bol (Q203p Gulpen),
Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones
bol (Q203p Gulpen),
knol:
WLD
knol (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
Het onderaards, met dikke balden bolvormig bekleed stengeldeel, waaruit een bloem kan groeien; een bloembol (klieste, klister, kleister, bol, bloembol, knol, ajuin). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24649 |
bloemknop |
bloemenknoop:
Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones oe-kort uitspr.
blommeknoep (Q203p Gulpen),
bloemknoop:
WLD
blomknoep (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen),
knoop (mv.):
knuup mv (Q203p Gulpen),
krop:
krop (Q203p Gulpen)
|
bloemknop || De knop waaruit een bloem groeit (bot, bloembot, bloemknop). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
21107 |
bloemkool |
bloemkool:
blomkeuhl (Q203p Gulpen),
blomkeul (Q203p Gulpen),
blomkoeël (Q203p Gulpen)
|
bloemkool als gerecht [N Q (1966)] || bloemkool, als plant of gewas [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|
30634 |
blokkwast |
grote rondel:
gruǝtǝ rǫndǝl (Q203p Gulpen),
platte kwast:
platǝ kwas (Q203p Gulpen),
rondel:
rǫndǝl (Q203p Gulpen)
|
Kwast waarvan het haar in bosjes en op rijen geplaatst is in een houten of zinken voetplaat. Uit woordtypen als 'blokwitter', 'witkwast' en 'sauskwast' blijkt dat de blokkwast wordt gebruikt voor het witten van zolderingen en muren. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Witkwast'. Met de term 'verdrijver' wordt doorgaans een kwast aangeduid waarmee kwaststrepen in natte verf weggewerkt kunnen worden. Zie ook afb. 91. [N 67, 30d]
II-9
|
19323 |
bluf |
gestuit:
gestuut (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen),
gestuits:
gesjtuuts (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen),
opschepperij:
opsjupperie (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
opscheppende taal [blaai, paf, ambras, stoef] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|