25003 |
vlak, gelijk |
vlak:
vlak (Q203p Gulpen)
|
vlak [SGV (1914)]
III-4-4
|
24914 |
vlaktex |
gelijk stuk land:
geliék stök land (Q203p Gulpen),
vlakte:
vlakte (Q203p Gulpen)
|
vlakte, vlakke of effen strook land [blakte] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19413 |
vlam |
vlam:
vlam (Q203p Gulpen)
|
Vuurtong, vlam (vlam, laai) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
17751 |
vlechten |
vlechten:
flichte (Q203p Gulpen),
vlechte (Q203p Gulpen)
|
lokken haar op regelmatige wijze kruizelings door elkaar strengelen [vlechten, breien] [N 86 (1981)]
III-1-1
|
24457 |
vleermuis |
vlaarmuis:
vlaarmoes (Q203p Gulpen)
|
vleermuis [DC 40 (1965)]
III-4-2
|
20944 |
vlees |
vlees:
flèèsj (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen),
vlees (Q203p Gulpen),
vlèsj (Q203p Gulpen),
vlèèsj (Q203p Gulpen)
|
vlees [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
25446 |
vlees conserveren |
roken:
rø̜kǝ (Q203p Gulpen),
zouten:
zǭtǝ (Q203p Gulpen)
|
Meestal gebeurt dit conserveren door het vlees te zouten, te drogen of te roken, waardoor het vocht uit het vlees trekt. Moderner is de methode om het vlees in te vriezen. De respondent van L 413 vermeldt dat het vlees even wordt rondgedraaid in hete azijn. [N 28, 100; L 8, 128b; monogr.]
II-1
|
23942 |
vlees derven |
geen vlees eten:
gèè vlèèsj eëte (Q203p Gulpen)
|
Zich onthouden van vlees e.d., zich vlees e.d. ontzeggen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
30802 |
vleeskant |
vleeskant:
vlę̄jskant (Q203p Gulpen)
|
De kant van de huid waar de haren van het dier niet gezeten hebben, de vleeskant. [N 60, 3b; N 60, 3c; N 36, 2b]
II-10
|
25458 |
vleesmolen |
hakmolen:
hakmø̄lǝ (Q203p Gulpen)
|
Met de hand bediend molentje dat het vlees tot worstvlees kleinmaalt. Het gemalen vlees wordt door een buisje in de hierover geschoven, schoongemaakte darm geperst. [N 28, 116; N 28, 114; monogr.]
II-1
|