17718 |
voorhuid |
velletje:
velke (Q203p Gulpen)
|
voorhuid van de penis [N 10c (1995)]
III-1-1
|
18889 |
voornemen |
voornemen:
e väöerneëme (Q203p Gulpen)
|
wat men zich voorgenomen heeft, een plan [opzet, voornemen, plan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23989 |
voornemen om niet meer te zondigen |
voornemen om geen zonde meer te doen:
t vurnumme um geng zung mie te daoë (Q203p Gulpen)
|
Het voornemen om niet meer te zondigen [de vuërzats]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19007 |
voornemens zijn |
het voornemen hebben:
⁄t väöerneëme hubbe (Q203p Gulpen),
voorhebben:
väöer hubbe (Q203p Gulpen)
|
van plan zijn, het voornemen hebben [getijd zijn/hebben, betijd hebben, vörgers zijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17852 |
vooroverduikelen |
tuimelen:
tømelle (Q203p Gulpen)
|
tuimelen [SGV (1914)]
III-1-2
|
21855 |
voorraad |
voorraad:
veurraod (Q203p Gulpen),
vuurraod (Q203p Gulpen),
véúraod (Q203p Gulpen)
|
de hoeveelheid goederen die in een winkel aanwezig is om te verkopen [voorraad, reserve, mörske] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
25471 |
voorschoot |
scholk:
šǫlǝk (Q203p Gulpen)
|
Volgens de informant van L 383 is de voorschoot blauw en volgens die van L 377 wit van kleur. [N 29, 102c; N 29, 102a; N 29, 102e; N 29, 102f; monogr.]
II-1
|
18278 |
voorschoot, schort (alg.) |
scholk:
sjolk (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
Hoe noemt men het katoenen, wollen of zijden kledingstuk, dat de vrouw bij het werk draagt om haar kleren tegen vuil worden te beschermen en dat of de gehele voorzijde van het lichaam, of hoofdzakelijk de rok bedekt ? [DC 15 (1947)] || voorschoot [SGV (1914)]
III-1-3
|
23333 |
voorteken |
voorteken:
veuërtêêke (Q203p Gulpen)
|
voorteeken [SGV (1914)]
III-3-3
|
34015 |
vooruit |
weg:
węx (Q203p Gulpen)
|
Voermansroep om het paard vooruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95f en 96; L 1 a-m; L B 2, 253; L 26, 2; L 36, 81a; S 41; monogr.]
I-10
|