24070 |
zaliger gedachtenis |
... zaliger:
dr pap of mam zilliger (Q203p Gulpen)
|
Zaliger gedachtenis (vader/moeder/..). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23915 |
zaligheid |
zaligheid:
zieëlighèèd (Q203p Gulpen)
|
Zaligheid. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19436 |
zand strooien |
zand strooien:
zand sjtruië (Q203p Gulpen)
|
Het strooien van wit zand op de vloer (strooien, strooiselen, opzanden) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
33678 |
zand, zandgrond |
zand:
zant (Q203p Gulpen),
zānt (Q203p Gulpen)
|
Zand is steenstof, een geologische formatie die uit losse, fijne korrels kwarts en glimmer bestaat. Zandgrond is de grondsoort die uit zand bestaat, en is lichte, niet zoʔn vruchtbare grond. Zavel bestaat voornamelijk uit zand met wat lichte klei. [N 27, 40; Wi 52; S 45; L 7, 61a; L 8, 103; N 11, 2f add.; N 18, add.; A 10, 4; Vld.; monogr.]
I-8
|
24967 |
zandbank |
zandbank:
zandbank (Q203p Gulpen),
zandplaat:
zandplaat (Q203p Gulpen)
|
zandbank, hoger gelegen deel van zand in een rivier of meer [bank, zandskel, zandbplaat, visplaat] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
23859 |
zandfiguren bij de processie |
zandfiguren:
zandfigure (Q203p Gulpen)
|
De zandfiguren die op straten en stoepen worden gestrooid. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24924 |
zandkorrel, korreltje zand |
zandkorrel:
zandkorrel (Q203p Gulpen),
zandkorreltje:
zand körrelke (Q203p Gulpen)
|
zandkorrel, korreltje zand [zandeke] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33101 |
zang, bussel gelezen aren |
zang:
zaŋ (Q203p Gulpen)
|
De bussel die de arenlezers bijeenbrengen. Vergelijk het lemma ''bussel geharkte aren'' (5.2.3). In het westen van de Kempen wordt opgemerkt dat dergelijke zangen vooral bij het lezen van hennep worden gemaakt. In het Noord-Truierlands worden de zangen niet gebonden, maar los verzameld. Godsschel, naar Jongeneel 1884, is een metafoor naar de vorm van de altaarbel. [N 15, 36; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-4
|
24283 |
zanglijster, lijster |
lijster:
liester (Q203p Gulpen),
zanglijster:
zangliester (Q203p Gulpen)
|
lijster [SGV (1914)] || zanglijster (22,5 bekend; gelige, gestippelde borst en buik; broedt in grote parken en bossen; ook trekvogel; nest is van binnen glad en bruin; roep [tsp]; luide roepende zang [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21403 |
zaniken, zeuren |
melken:
melke (Q203p Gulpen),
zaniken:
zanike (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen),
zaniken (Q203p Gulpen),
zeuren:
zeure (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen,
Q203p Gulpen),
zeuren (Q203p Gulpen),
zeveren:
zevere (Q203p Gulpen),
zèevere (Q203p Gulpen)
|
langdurig of telkens op dezelfde toon of lastige manier over iets spreken, bijv. om zich te beklagen [zeuren, zaniken, zemelen, nijnaaien, merelen, nosteren, memmen, melken, naaien, moesjanken] [N 87 (1981)] || steeds over een vervelende wijze over iets spreken [semmelen, zeveren, zagen, zemelen, zeuren, zaniken] [N 85 (1981)] || zaniken [SGV (1914)] || zeuren [SGV (1914)]
III-3-1
|