e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gulpen

Overzicht

Gevonden: 4929
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bom, spon spon: špon (Gulpen) De houten stop die ter afsluiting in het spongat wordt geslagen of geschroefd. Volgens de respondenten uit Gulpen (Q 203), Rothem (Q 99*) en Klimmen (Q 111) werd onder de bom eerst nog een lap gelegd. Die werd sponlap (Q 99*: šponlap) of sponlapje (Q 111: šponlɛpkǝ) genoemd. Zie ook het lemma ɛsponɛ in wld II.2, pag. 44.' [A 36, 3b; N 6, 4 add.; N E, 48a add.; L 7, 28 add.; monogr.] II-12
bomgat, spongat sponlok: špǫnlǭk (Gulpen) De opening in de zijwand van een vat, waardoor het gevuld kan worden. Zie ook het lemma ɛspongatɛ in wld II.2, pag. 44.' [N E, 48a; N 6, 4; L 7, 28; A 36, 3a; monogr.] II-12
bomijs hol ijs: ⁄t ies is hol (Gulpen) ijs waar het water onderuit is gelopen [holijs, bomijs, papieren zolder] [N 81 (1980)] III-4-4
bonenkruid bonenkruid: bonnekroed (Gulpen, ... ), Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones oe = lang  boennekroed (Gulpen, ... ), bonenkruidje: Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones  bonnekruutsje (Gulpen, ... ), WLD  bonnenkrūtsche (Gulpen, ... ) Bonenkruid, het geurige kruid dat bij de tuinbonen of andere peulvruchten gevoegd wordt (keule, keul, kuil, kruid, heume, bonenkruid, kuun, keune). [N 82 (1981)] I-7, III-2-3
bonnet bonnet (<oudfr.): bonnet (Gulpen) De bonnet van de priester. [N 96B (1989)] III-3-3
bont en blauw slaan bont en blauw slaan: bond ɛn blaouw gəsjlāgə (Gulpen) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
bonte specht, specht bonte specht: bonte spech (Gulpen) specht, bonte ~ (23 / 14,5 zwart-wit; grote soort is vrij gewoon, kleine soort zeldzaam [N 09 (1961)] III-4-1
bonzen boemsen: boemze (Gulpen), donderen: dondere (Gulpen) hevig kloppen bijv. met de vuist op een deur [grollen, bonzen, dokkeren] [N 91 (1982)] III-4-4
boog boog: ene bohch(j) (Gulpen), kielboog: kilboͅ.ch (Gulpen) boog [GTRP (1980-1995)], [RND] III-3-2
boogschuttersgilde schutterij: schutterie (Gulpen) Een vereniging, een gilde van boogschutters [doel, doelmaatschappij, handboogmaatschappij]. [N 88 (1982)] III-3-2