18982 |
zich schamen |
zich generen:
sich generen (Q203p Gulpen),
zich genere (Q203p Gulpen)
|
zich verlegen of onbehaaglijk voelen tengevolge van het besef dat men iets doet of gedaan heeft dat tot oneer of spot strekt, of daar getuige van zijn [zich generen, schieten, sieneren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34339 |
zich schuren |
zich jeuken:
zix jø̄kǝn (Q203p Gulpen)
|
Zich schuren tegen een paal of boom vanwege de jeuk, gezegd van het varken. [N M, 7]
I-12
|
19247 |
zich vergissen |
zich verdolen:
zich verdaole (Q203p Gulpen),
zich verdoalen (Q203p Gulpen),
zich vergissen:
zich vergisse (Q203p Gulpen)
|
het mis hebben, zich vergissen [abuis hebben, zijn eigen misgissen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20496 |
zich verslikken |
zich verslikken:
zich verschlikken (Q203p Gulpen)
|
Hoe noemt U: In de slokdarm blijven steken, gezegd van een hap voedsel (kroppen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18819 |
zich vervelen |
moede werden:
⁄t meugwedde (Q203p Gulpen),
zich vervelen:
zich vervèele (Q203p Gulpen)
|
niet weten wat te doen en daardoor onaangenaam gestemd zijn [moe worden, ruiteren, zich vervelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18842 |
zich verwonderen |
bewonderen:
bewondere (Q203p Gulpen),
perplex staan:
perplez sjtaoë (Q203p Gulpen),
perplez zieë (Q203p Gulpen),
verwonderd zijn:
verwonderd zieë (Q203p Gulpen),
zich verwonderen:
zich verwondere (Q203p Gulpen)
|
verbaasd, bevreemd, verwonderd zijn [toezien, staan zien] [N 85 (1981)] || vreemd toekijken [verwonderen, wonder geven, bewonderen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18219 |
zich warm aankleden |
warm kleden:
zich werm kleië (Q203p Gulpen)
|
zich warm aankleden [doffelen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
19257 |
zich zeer slecht gedragen |
de beest uithangen:
de bieës oethange (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
een zeer slecht gedrag [gebrak, walebakkerij] [N 85 (1981)] || zich zeer slecht gedragen, zich als een beest gedragen [beesten, opspelen, wallebak-ken, brakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17975 |
ziek |
krank (du.):
krank (Q203p Gulpen)
|
ziek [SGV (1914)]
III-1-2
|
17977 |
ziekelijk |
krankelijk:
krenkelich (Q203p Gulpen),
krenkelig (Q203p Gulpen)
|
Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, ongans, lelijk, zuchtig). [N 84 (1981)]
III-1-2
|