22741 |
aas in het kaartspel |
aas:
roeten oas (Q203p Gulpen)
|
Aas: Ruiten aas. [SGV (1914)]
III-3-2
|
23415 |
absis |
absis (lat.):
de absis (Q203p Gulpen)
|
De halfronde of meerhoekige uitbouw van het priesterkoor waarin het hoofdaltaar staat [absis]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23991 |
absolutie |
absolutie (<fr.):
absolusje (Q203p Gulpen)
|
Absolutie [abseloetsioeën]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24083 |
abt |
overste:
äöevesjte (Q203p Gulpen)
|
Een overste in een klooster, abt [euverste, opperste]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21717 |
accijns |
accijns (<lat.):
accijns (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
de belasting op etenswaren [accijns] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19021 |
achterdocht |
mistroost:
mistruësj (Q203p Gulpen),
presumptie:
presonsie (Q203p Gulpen)
|
achterdocht [SGV (1914)] || een kwaad vermoeden over iemands handelingen of bedoelingen hebbend [achter-koutig, achterkousig, achterdochtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18854 |
achterdochtig |
achterdochtig:
achterdochtig (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
een kwaad vermoeden over iemands handelingen of bedoelingen hebbend [achter-koutig, achterkousig, achterdochtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
32962 |
achtergebleven hooi harken |
bijeenreken:
bīērɛǝkǝ (Q203p Gulpen)
|
Wanneer het hooi is binnengehaald werd soms nog eens het hooiland afgeharkt om het achtergebleven hooi te verzamelen. [N14, 122; A 34, 4 add.]
I-3
|
17651 |
achterste |
achterste:
achtesjte (Q203p Gulpen),
ägesjte (Q203p Gulpen),
achterwerk:
echterwerk (Q203p Gulpen),
kont:
kont (Q203p Gulpen),
vot:
vot (Q203p Gulpen)
|
[N 10c (1995)]achterste [SGV (1914)]
III-1-1
|
19445 |
achteruit |
achteruit:
achteroet (Q203p Gulpen)
|
Open plaats achter een huis (dam, werft, bleek, achteruit, plaats) [N 79 (1979)]
III-2-1
|