18263 |
damesmantel |
mantel:
mantel (Q203p Gulpen),
mäntel (Q203p Gulpen)
|
mantel [SGV (1914)] || mantels (mv.) [SGV (1914)]
III-1-3
|
22645 |
dammen |
dammen:
Karte 92.
dammen (Q203p Gulpen)
|
Dame spielen.
III-3-2
|
24984 |
damp, stoom |
damp:
damp (Q203p Gulpen),
stoom:
sjtoam (Q203p Gulpen),
zwaam:
schwaam (Q203p Gulpen)
|
damp van kokend water [DC 28 (1956)] || stoom [SGV (1914)]
III-4-4
|
19633 |
dampen |
paffen:
pafe (Q203p Gulpen),
paven:
pave (Q203p Gulpen)
|
paffen; Hoe noemt U: Op een hoorbare manier roken; geweldig veel roken (paffen, plotsen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
28402 |
dar |
droone:
(mv)
drø̜̄nǝn (Q203p Gulpen)
|
Het mannelijk dier in het bijenvolk. De dar is geboren uit een onbevruchte eicel. In de bijenwoning doet hij niets anders dan eten. Zijn enige functie is het helpen warm houden van het broed door zijn aanwezigheid. Onmisbaar zijn de darren voor de bevruchting van de jonge koningin. Na de paring sterft de dar. De darren worden in mei of vlak daarna geboren. Als het bijenjaar ten einde spoedt, in augustus of september, worden de darren verdreven door de werksters en sterven zij. De dar heeft geen angel. Voor het woorddeel (-bij) leest men de woordtypen bij/bie en bien. In welke plaatsen deze woordtypen respectievelijk voorkomen, ziet men in het lemma Bij. Voor de fonetische documentatie ervan wordt ook verwezen naar het lemma Bij. [N 63, 12c; S 3; L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 2; R 3, 42; A 9, 2; Ge 37, 2; monogr.]
II-6
|
17702 |
darm |
darm:
derm (Q203p Gulpen),
dērrem (Q203p Gulpen)
|
darm [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
25435 |
darmen |
aarsdarm:
ašdɛrm (Q203p Gulpen),
dikke darm:
dikǝ dɛrm (Q203p Gulpen),
dunne darm:
dønǝ dɛrm (Q203p Gulpen),
kransdarm:
kransdɛrm (Q203p Gulpen),
kromme darm:
kromǝ dɛrm (Q203p Gulpen),
tuiteldarm:
tytǝldɛrm (Q203p Gulpen)
|
In dit lemma zijn geïnventariseerd de benamingen voor verschillende darmsoorten. Exact uitsplitsen van de benamingen die alleen op darmsoorten van het varken of op die van het rund duiden, was niet goed mogelijk. Men mag er echter van uitgaan dat een groot aantal benamingen van toepassing is zowel op de darmen van het rund als op die van het varken. In het lemma is een splitsing aangebracht tussen de algemene benamingen voor darmen en de benamingen voor de verschillende soorten. [N 28, 86; monogr.]
II-1
|
25453 |
darmen met worstvlees vullen |
stoppen:
štopǝ (Q203p Gulpen)
|
Het kleingemaakte vlees en vet in de schoongemaakte darmen doen. Dit kan gebeuren door het vlees en vet met de duim door een trechter in de over de tuit van de trechter ge-schoven darm te duwen. Men gebruikt hiertoe ook wel een koeiehoren waarvan de punt is verwijderd. Moderner is het gebruik van een aanzetstuk op de worstmolen: over dit holle aanzetstuk wordt de darm geschoven; het vlees worden bovenin de molen gedaan en door de buis in de darm geduwd. Vergelijk ook het lemma ''worst maken''. Een object "darmen", "vlees", "pensen", "worst" e.a. wordt niet fonetisch gedocumenteerd. [N 28, 119; monogr.]
II-1
|
25452 |
darmen schoonmaken |
slijmen:
šlimǝ (Q203p Gulpen)
|
De darmen die als omhulsel voor de worst gebruikt worden, worden eerst leeggeperst. Daarna worden ze verder schoongemaakt door ze binnenste buiten te keren en ze met al dan niet zout water af te wassen, of door het resterende vuil weg te krabben. Meestal worden de darmen vervolgens uitgekookt. Het object "darmen" is niet fonetisch gedocumenteerd. [N 28, 117; monogr.]
II-1
|
25439 |
darmenbak |
pensmandel:
pansmandǝl (Q203p Gulpen)
|
Mand, bak of iets dergelijks waarin de ingewanden worden opgevangen, als de buik wordt doorgesneden. [N 28, 61; monogr.]
II-1
|