e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gulpen

Overzicht

Gevonden: 4929
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
darmvet buikvet: bukvɛt (Gulpen) Het vet dat om de ingewanden zit, het bindweefsel. [N 28, 79; monogr.] II-1
das, sjaal halsdoek: halsdoek (Gulpen) das (doek) [SGV (1914)] III-1-3
dauw op vruchten dauw: dauw (Gulpen), Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones  dauw (Gulpen) Het tijdens de rijping op druiven, pruimen, appelen, etc. ontstane laagje dat de glans verdoft en aan de vruchten een frisse aanblik geeft (dauw, loom, dons, was). [N 82 (1981)] I-7
de absolutie geven absolutie (<fr.) geven: de absolusje geëve (Gulpen) De absolutie geven [absolvere]. [N 96D (1989)] III-3-3
de avond luiden voor de avond luiden: t loedt vur dr ovvend angelus (Gulpen) Het angelus luiden aan het begin van de avond [het luidt......?] [de koster luidt......?]. [N 96A (1989)] III-3-3
de baas spelen baasachtig zijn: bazetig zieë (Gulpen), commanderen: commandere (Gulpen), de baas spelen: d⁄r baas sjpeële (Gulpen), de meester jan spelen: d⁄r musterjan spiele (Gulpen), het voor het zeggen hebben: ⁄t vur ⁄t zegge hubbe (Gulpen), regeren: regere (Gulpen), rejere (Gulpen) de baas spelen, het voor het zeggen willen hebben [oversukkelen] [N 85 (1981)] || de verantwoording hebben over een zaak of instelling [beheren, regeren] [N 85 (1981)] || een sterke neiging tot heersen of overheersen hebbend [heerzaam, heerzuchtig] [N 85 (1981)] III-1-4
de buik opensnijden buik opensnijden: buk oǝpǝšniǝ (Gulpen) De buik opensnijden om de ingewanden eruit te kunnen halen. [N 28, 56; monogr.] II-1
de catechismusles bijwonen naar de christenleer gaan: nò de kristelier gaoë (Gulpen) De katechismusles bijwonen. [N 96D (1989)] III-3-3
de catechismusles verzuimen de christenleer schwnzen (du.): de kristelier zjwense (Gulpen) De katechismusles verzuimen. [N 96D (1989)] III-3-3
de communie brengen aan een zieke ons heer brengen: ieëmes os hier bringe (Gulpen) De communie brengen aan een zieke thuis, bijv. op de eerste vrijdag van de maand [inne ózzen Herrejot bringe, inne verzieë]. [N 96D (1989)] III-3-3