e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gulpen

Overzicht

Gevonden: 4929
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dempig dempig: dɛmpex (Gulpen) Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6] I-9
den den: den (Gulpen), Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones  den (Gulpen), WLD  den (Gulpen, ... ), spar: Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones  sjpar (Gulpen) De den (in het bijzonder de grove den) (den, del, mast, spar). [N 82 (1981)] III-4-3
denken denken: dinke (Gulpen, ... ) denken [SGV (1914)] || denken: Je moet er nog maar eens over - [DC 35 (1963)] III-1-4
dennenappel dennenappel: WLD  denneappel (Gulpen, ... ), dennenkegel: dennekégel (Gulpen), Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones èe te definiëren als: low front vowel volgens Jones. Lang uitspreken.  dennekèegel (Gulpen), dennenpeer: dennepär (Gulpen) De vrucht van een den, denne-appel (prop, bol, kegel, knop, fobbes, kroot, krutje, rots, dop, papekul, noot, kooi, tod, pil, appel). [N 82 (1981)] || dennenappel [SGV (1914)] III-4-3
dennennaalden dennennaalden: dennenuld (Gulpen) dennennaald [SGV (1914)] III-4-3
dennentakje met een pluim pluim: n plum (Gulpen) Een takje met een pluim, aan een den (plos). [N 82 (1981)] III-4-3
dennenwortel dennenstronk: Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones  dennesjtronk (Gulpen), wortel: wortel (Gulpen), WLD  wortel (Gulpen, ... ) De wortel van een denneboom (puist, stronk, wortel, stol). [N 82 (1981)] III-4-3
desem zuurdeeg: zoerdĕĕg (Gulpen), zoerdèeg (Gulpen) desemen; Hoe noemt U: Zuurdeeg in het beslag voor brood doen, desemen (zuren, mengen, desemen, het zuur zetten) [N 80 (1980)] III-2-3
desemen desemen: deseme (Gulpen), dèeseme (Gulpen) desemen; Hoe noemt U: Zuurdeeg in het beslag voor brood doen, desemen (zuren, mengen, desemen, het zuur zetten) [N 80 (1980)] III-2-3
deugd deugd: döäg (Gulpen) Deugd. [N 96D (1989)] III-3-3