e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gulpen

Overzicht

Gevonden: 4929
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doel bij verstoppertje spelen hol: hol (Gulpen) Het doel bij het verstoppertje spelen [buut]. [N 88 (1982)] III-3-2
doelloos friemelen friemelen: wriemele (Gulpen) haffelen: Doelloos met de handen spelen (haffelen, krawietelen). [N 84 (1981)] III-1-2
doelman keeper (eng.): kieper (Gulpen), Karte 170.  keeper (Gulpen) Doelverdediger. [DC 49 (1974)] || Tormann. III-3-2
doelpunt goal (eng.): gool (Gulpen) Doelpunt. [DC 49 (1974)] III-3-2
doen vechten aaneenhangen: ! net het tegenovergestelde als in Van Dale: aaneenhangen, 2. (gew.) van personen: zich bij elkaar aansluiten, één lijn trekken.  hiŋktər gansə kro:m anɛ.i (Gulpen) Hij deed geheel de wereld vechten. [RND] III-3-1
dof, gedempt van geluid dof: dof (Gulpen, ... ), hol: hoal (Gulpen) niet helder, gedempt, gezegd van een geluid [grof, dof, hol, schor] [N 91 (1982)] III-4-4
doffer, mannelijke duif doffer: doffer (Gulpen), hoorn: hoore (Gulpen), vogel: voggel (Gulpen, ... ), vŏggel (Gulpen, ... ), vŏgggel (Gulpen) doffer: een mannelijke duif [GV K (1935)] || duif, mannetje [ZND 18 (1935)] || een mannelijke duif (doffer, kebber, kipper, horen, duivcer) [N 83 (1981)] || mannetjesduif [SGV (1914)] III-4-1
dogkar dogkar: doq˱kar (Gulpen) Tweewielig licht rijtuig, meestal zonder kap, voor vier personen die rug aan rug zitten. Er is geen aparte bok voor de koetsier. [N 17, 5, add; N 101, 5; N G, 51; L 27, 33; L 36, 70; L1a-m; monogr.] I-13
dokteren dokter zijn: dokter zieë (Gulpen), dokteren: doktere (Gulpen) dokteren: De geneeskunde beoefenen (meesteren, dokteren). [N 84 (1981)] III-1-2
dokterskar dokterskarretje: dǫktǝrskɛ̄rkǝ (Gulpen) Tweewielig rijtuigje met vier hoge wanden met raampjes en een afneembare kap, dat vaak door dokters gebruikt werd. Er is geen aparte bok voor de koetsier. [N 101, 9; L 27, 33; monogr.] I-13