22480 |
driekoningen |
driekoningendag:
Driekönningedaag (Q203p Gulpen)
|
6 januari, Driekoningen [Dreikeunige, Koningen, dortiendach]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
33662 |
dries |
dries:
drēš (Q203p Gulpen)
|
In onder andere de vragen N 14, 55 en L 19b, 3a is gevraagd naar de betekenis van dries. De antwoorden verschillen nogal van elkaar. De ene informant zegt dat dries een ø̄niet omheinde weiø̄ is, volgens de andere is dries een ø̄omheind stuk weilandø̄. De een noemt dries ø̄droge hoge weideø̄, de ander een ø̄laag stuk weilandø̄. Het kenmerk ø̄braakliggendø̄ scoort het hoogst. ø̄Met gras begroeidø̄ en ø̄onvruchtbareø̄ of ø̄minderwaardige grondø̄ zijn de daaropvolgende meest genoemde kenmerken. Op grond hiervan zou men dries als volgt kunnen defini√´ren: ø̄onvruchtbare, met gras begroeide grond die enige jaren braak ligt, voordat men ze bewerktø̄. Intussen kan men er wel schapen laten grazen. Van Dale (11de druk, blz. 661 s.v. dries) geeft als de eerste twee betekenissen ø̄braakliggende akkerø̄ en ø̄verarmd bouwland dat als (schapen)weide gebruikt wordtø̄. [N 14, 55; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; L 19b, 3a; L 19b, 2aI; A 10, 4; Wi 15; RND 20; monogr.]
I-8
|
23811 |
drievuldigheidszondag |
drievuldigheidszondag:
Drievulighèèdszondig (Q203p Gulpen)
|
De eerste zondag na Pinksteren, het feest van de H. Drieëenheid of Drievuldig-heid, Drievuldigheidszondag. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18866 |
driftig |
driftig:
driftig (Q203p Gulpen),
kortaangebonden:
kot aagebonde (Q203p Gulpen)
|
driftig [SGV (1914)] || vervuld van plotselinge woede of ongeduld [duftig, koppig, kort aangezet, haastig, krikkel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22655 |
drijftol |
kokkerel:
kokerel (Q203p Gulpen),
kokkerel (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen),
kŏkkerel (Q203p Gulpen)
|
drijftol [SGV (1914)] || Hoe noemt men het kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven? [tol] [DC 24 (1953)]
III-3-2
|
24939 |
drijfzand |
drijfzand:
driefzand (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
drijfzand, met water verzadigd zand dat rustig ligt maar waarin alles wegzakt wat er druk op uitoefent [drijf, drift, vloei, papieren zolder] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33413 |
drinkbak voor de kippen |
zuipbak:
zūp˱bak (Q203p Gulpen)
|
De drinkbak voor de kippen in het kippenhok. [A 48, 16c]
I-6
|
20499 |
drinken |
drinken:
drinke (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen),
drinken (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen,
Q203p Gulpen),
lessen:
lesche (Q203p Gulpen),
lessche (Q203p Gulpen),
lesse (Q203p Gulpen),
lösje (Q203p Gulpen)
|
drinken [DC 03 (1934)] || drinken; Hoe noemt U: De dorst doen ophouden (lessen, blussen, verslaan) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19574 |
drinkglas |
glas:
glās (Q203p Gulpen)
|
drinkglas [RND]
III-2-1
|
33672 |
drinkkuil in de wei |
drinkkuil:
dreŋkkul (Q203p Gulpen),
poel:
pōl (Q203p Gulpen),
put:
pøt (Q203p Gulpen)
|
Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.]
I-8
|