20564 |
droesem |
dras:
dras (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen,
Q203p Gulpen,
Q203p Gulpen),
grond:
grond (Q203p Gulpen)
|
droesem [SGV (1914)] || droesem; Hoe noemt U: Bezinksel in een wijnfles (droesem, dras) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
30580 |
droge verfstoffen |
beenzwart:
bē̜žwat (Q203p Gulpen),
bergblauw:
bɛrǝx˱blǫw (Q203p Gulpen),
bremer groen:
brēmǝr grø̄n (Q203p Gulpen),
bruine oker:
brūnǝ ōkǝr (Q203p Gulpen),
chromaatgroen:
kromāt˲grø̄n (Q203p Gulpen),
chroomgroen:
krōmgrø̄n (Q203p Gulpen),
dekwit:
dɛkwet (Q203p Gulpen),
engels rood:
eŋǝlš rūǝt (Q203p Gulpen),
florentijner lak:
florɛntīnǝr lak (Q203p Gulpen),
gebrande amber:
gǝbrandǝ ambǝr (Q203p Gulpen),
gele oker:
gē̜lǝ ōkǝr (Q203p Gulpen),
gommi:
gumi (Q203p Gulpen),
goudglid:
gǭt˲glet (Q203p Gulpen),
groene aarde:
grø̄n ē̜ǝt (Q203p Gulpen),
ijzermenie:
īzǝrmēni (Q203p Gulpen),
indigoblauw:
endigoblǫw (Q203p Gulpen),
indisch geel:
endiš ˲gē̜l (Q203p Gulpen),
indisch rood:
endiš rūǝt (Q203p Gulpen),
ivoorzwart:
ivōržwat (Q203p Gulpen),
kalkgeel:
kalǝk˲gē̜l (Q203p Gulpen),
kalkgroen:
kalǝk˲grø̄n (Q203p Gulpen),
karmezijnlak:
karmǝzīnlak (Q203p Gulpen),
karmijn:
karmīn (Q203p Gulpen),
kasseler aarde:
kasǝlǝr ē̜ǝt (Q203p Gulpen),
kobaltblauw:
kobalt˱blǫw (Q203p Gulpen),
kobaltgroen:
kobalt˲grø̄n (Q203p Gulpen),
kraplak:
kraplak (Q203p Gulpen),
lampenzwart:
lampǝžwat (Q203p Gulpen),
litofoonwit:
litofōnwet (Q203p Gulpen),
loodmenie:
lūǝtmēni (Q203p Gulpen),
loodwit:
lūǝtwet (Q203p Gulpen),
mineraalblauw:
minǝrālblǫw (Q203p Gulpen),
moderood:
mōdǝrūǝt (Q203p Gulpen),
napels geel:
nāpǝls ˲gē̜l (Q203p Gulpen),
ongebrande amber:
ǫngǝbrandǝ ambǝr (Q203p Gulpen),
parijzer blauw:
parīzǝr blǫw (Q203p Gulpen),
permanentgroen:
pɛrmanɛnt˲grø̄n (Q203p Gulpen),
permanentrood:
pɛrmǝnɛntrūǝt (Q203p Gulpen),
permanentwit:
pɛrmanɛntwet (Q203p Gulpen),
perziaans rood:
pɛrzijāns rūǝt (Q203p Gulpen),
poeder:
pujǝr (Q203p Gulpen),
potlood:
pǫtlūǝt (Q203p Gulpen),
pruisisch blauw:
prȳsǝs˱ blǫw (Q203p Gulpen),
rijtuigzwart:
ritȳx˲žwat (Q203p Gulpen),
schijtgeel:
šīt˲gē̜l (Q203p Gulpen),
sienna:
sjɛna (Q203p Gulpen),
signaalrood:
senjālrūǝt (Q203p Gulpen),
spaans groen:
špāns ˲grø̄n (Q203p Gulpen),
titaanwit:
titānwet (Q203p Gulpen),
turks rood:
tørǝks rūǝt (Q203p Gulpen),
ultramarijnblauw:
øltramǝrīnblǫw (Q203p Gulpen),
vermiljoenrood:
vǝrmeljū.nrūǝt (Q203p Gulpen),
vlamzwart:
vlamžwat (Q203p Gulpen),
wolframblauw:
wǫlǝframblǫw (Q203p Gulpen),
zilverglid:
zelǝvǝrglet (Q203p Gulpen),
zinkgroen:
zeŋk˲grø̄n (Q203p Gulpen),
zinkwit:
zeŋkwet (Q203p Gulpen),
zwartsel:
žwatsǝl (Q203p Gulpen),
zweeds zwart:
žwēts ˲žwat (Q203p Gulpen
[(zeer donker zwart)]
)
|
De poedervormige, kleurgevende bestanddelen van een verf. In dit lemma zijn de benamingen voor een aantal droge verfstoffen waarmee men vroeger zelf verf maakte, bijeengeplaatst. Rubriek A bevat algemene benamingen voor droge verfstoffen, terwijl onder B tot en met H de termen voor respectievelijk witte, gele, rode, blauwe, groene, bruine en zwarte verfstoffen zijn opgenomen. Droge verfstoffen werden in L 330 bewaard in 'laden' ('lājǝ'), 'trommels' ('trǫmǝls'), 'bussen' ('bø̜sǝ') en 'doosjes' ('dø̄skǝs'), in K 353 in 'vaatjes' ('v'tjǝs'), in Q 113 in 'blikken bussen' ('blekǝ bøs'), in L 328 in 'blikken bussen' ('blekǝ bø̜s'), in Q 121 in een 'blikken doos' ('blē̜xǝ duǝs'), in L 163 in 'tonnen' ('tonǝ'), in L 267 in 'tonnetjes' ('tø̜nkǝs') en 'houten kistjes' ('hǫwtǝ kesjǝs'), in Q 71 in 'houten bakjes' ('hōtǝn b'kskǝs'), in Q 203 in 'houten tonnetjes' ('hǭtǝ tønǝkǝs'), in Q 113 in 'houten tonnen' ('hōtǝ tǫnǝ'), in P 219 in een 'verfton' ('v'rǝftǫn'), en in L 414 in een 'papieren buil' ('papīrǝ bø̜jl'). [N 67, 1a; N 67, 1b; N 67, 2; N 67, 5-9; monogr.]
II-9
|
20507 |
dronkaard |
boemelaar:
boemelèer (Q203p Gulpen),
zatlap:
zatlap (Q203p Gulpen),
zuiperd:
zoeperd (Q203p Gulpen),
zuiplap:
zoeplap (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen,
Q203p Gulpen)
|
dronkaard; Hoe noemt U: Iemand die voortdurend dronken is (dronkaard, zatlapper, zwanzer, boemelaar, alcoholist) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25232 |
droog blijven |
het blijft over:
⁄t blief uəver (Q203p Gulpen),
overblijven:
uvver blieve (Q203p Gulpen)
|
droog blijven, gezegd van het weer [overblijven] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25128 |
droog weer |
droog:
drûûch (Q203p Gulpen)
|
droog [RND]
III-4-4
|
19656 |
droogdoek, theedoek |
droogdoek:
drøx˂dōk (Q203p Gulpen)
|
de doek waarmee het afgewassen vaatwerk wordt gedroogd; zijn er verschillende soorten [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
34228 |
droogrek |
rek:
ręk (Q203p Gulpen)
|
Het houten rek buitenshuis waarop men vaten, melkbussen en emmers te drogen legt. [A 15, 25; monogr.]
I-11
|
20554 |
drop |
drop:
drop (Q203p Gulpen),
lakrits:
lacrits (Q203p Gulpen),
lakrits (Q203p Gulpen)
|
drop; Hoe noemt U: Ingedikt sap, aftreksel van zoethout, drop (kalissie, drop) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20565 |
dropwater |
lakrits:
lakrits (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen),
lakritswater:
lacritswater (Q203p Gulpen),
lakritswater (Q203p Gulpen)
|
Hoe noemt U: Water waarin drop is opgelost (sepnat, kalissewater, kalissesap, poeliepek, kloters) [N 80 (1980)]
III-2-3
|