21275 |
opmaken |
opmaken:
gɛ.lt opmo:kə (P195p Gutshoven),
opmōͅkə (P195p Gutshoven)
|
geld opdoen (opmaken) [RND]
III-3-1
|
19235 |
opnieuw beginnen |
opnieuw beginnen:
opnŏw bəgennə (P195p Gutshoven),
terugbeginnen:
truk bəgennə (P195p Gutshoven)
|
opnieuw beginnen: veel dialecten kennen nog andere woorden dan opnieuw [ZND 40 (1942)]
III-1-4
|
17900 |
optillen |
heffen:
hifə (P195p Gutshoven),
heften:
hiftə (P195p Gutshoven),
oplichten:
oplīiXtə (P195p Gutshoven)
|
optillen [RND]
III-1-2
|
19037 |
opzettelijk |
expres:
ook materiaal znd 1a-m
espréəs (P195p Gutshoven)
|
opzettelijk [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
22737 |
orgel |
orgel:
boven de klinkers staat bovenaan een schwa, bedoelt men dus elleger?
ələgər (P195p Gutshoven, ...
P195p Gutshoven)
|
Een nieuw orgel (in de kerk). [ZND 42 (1943)] || Een nieuw orgel. [ZND 42 (1943)]
III-3-2, III-3-3
|
24460 |
otter |
otter:
otər (P195p Gutshoven)
|
otter [ZND m]
III-4-2
|
19484 |
overloop |
zul:
zøl (P195p Gutshoven)
|
de vloer tussen de hoogste trede van de trap en de deuren van de kamers (Fr. palier) [ZND 33 (1940)]
III-2-1
|
25065 |
overschot, restant |
rammenant:
ramənantə (P195p Gutshoven)
|
overschot [ZND 41 (1943)]
III-4-4
|
22804 |
paar of onpaar |
paar of onpaar:
poaər of onpoaər (P195p Gutshoven)
|
Paar of onpaar (een kinderspel, waarbij naar een even of oneven getal knikkers, enz. geraden wordt). [ZND 40 (1942)]
III-3-2
|
24534 |
paddestoel (alg.) |
champignon:
skabəljoͅu̯ŋ (P195p Gutshoven)
|
paddestoel [RND]
III-4-3
|