e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gutshoven

Overzicht

Gevonden: 858

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bonenkruid kondsel: kuŋdjəl (Gutshoven) [ZND m] I-7
bont als apart kledingstuk pels: nə pels (Gutshoven) pels (door dames om de hals gedragen) [ZND 40 (1942)] III-1-3
bont en blauw slaan blauw en zwart houwen: blauw en zwat gəhouwə (Gutshoven), zwart en blauw houwen: zwad ən blòu gəhòut (Gutshoven) bont en blauw geslagen [RND] || ze hebben hem paars en blauw geslagen (de echte dialectische uitdrukking opgeven) [ZND 40 (1942)] III-1-2
bonte specht, specht specht: špēͅx (Gutshoven) specht [ZND 07 (1924)] III-4-1
boog boog: boaəg (Gutshoven), buuch (Gutshoven) boog [RND] || Hoe heet een boog dien de kinderen maken van een buigbaren stok en een koord? [ZND 32 (1939)] III-3-2
boom (alg.) boom: boͅu̯m (Gutshoven) boom [RND] III-4-3
boomgaard fruitwei: frø̄ət[wei} (Gutshoven), frø͂ͅətw(ei)i (Gutshoven) boomgaard [ZND 22 (1936)] I-7
boot(je) boot(je): boətjə (Gutshoven) een bootje (om te roeien) [ZND 24 (1937)] III-3-1
borg blijven borg blijven: bərəch bleəvə vər imant (Gutshoven) Borg blijven voor iemand. [ZND 22 (1936)] III-3-1
borrel drupje: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  drəpkə (Gutshoven), grote, een -: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  nə gr(ou)ətə (Gutshoven) druppel (drinken), een borrel pakken [ZND 23 (1937)] III-2-3