e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gutshoven

Overzicht

Gevonden: 858

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
breuk breuk: bryək (Gutshoven) hij heeft een breuk (in de buik; Fr. hernie) [ZND 22 (1936)] III-1-2
brief brief: bri:f (Gutshoven) brief [RND] III-3-1
broek: algemeen broek: bruk (Gutshoven) broek [ZND 22 (1936)] III-1-3
bromtol muziekdop: myziekdo.p (Gutshoven) Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt, als deze van blik en bontgekleurd is? [Lk 03 (1953)] III-3-2
brood brood: br(ou)wt (Gutshoven), bròwt (Gutshoven) (brood) hij doopt zijn brood in zijn koffie [ZND 23 (1937)] || brood [RND] III-2-3
brug brug: brøͅk (Gutshoven), brøͅx (Gutshoven), brək (Gutshoven) brug [RND] || een houten brug [ZND 22 (1936)] III-3-1
bruid bruid: 1a-m; 22, 29a;  br(ou)ət (Gutshoven) bruid [ZND 01 (1922)] III-2-2
bruidegom bruidegom: 1a-m; 22, 29a;  br(ou)òdegom (Gutshoven) bruidegom [ZND 01 (1922)] III-2-2
bruidje in de processie bruidje: də brōͅətəs (Gutshoven) Hoe heten de kleine meisjes die in de processie gaan? [ZND 22 (1936)] III-3-3
bruiloft bruiloft: 1a-m; 22, 29b;  brələf (Gutshoven) bruiloft [ZND 01 (1922)] III-2-2