18099 |
breuk |
breuk:
bryək (P195p Gutshoven)
|
hij heeft een breuk (in de buik; Fr. hernie) [ZND 22 (1936)]
III-1-2
|
21250 |
brief |
brief:
bri:f (P195p Gutshoven)
|
brief [RND]
III-3-1
|
18197 |
broek: algemeen |
broek:
bruk (P195p Gutshoven)
|
broek [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
22586 |
bromtol |
muziekdop:
myziekdo.p (P195p Gutshoven)
|
Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt, als deze van blik en bontgekleurd is? [Lk 03 (1953)]
III-3-2
|
20769 |
brood |
brood:
br(ou)wt (P195p Gutshoven),
bròwt (P195p Gutshoven)
|
(brood) hij doopt zijn brood in zijn koffie [ZND 23 (1937)] || brood [RND]
III-2-3
|
21169 |
brug |
brug:
brøͅk (P195p Gutshoven),
brøͅx (P195p Gutshoven),
brək (P195p Gutshoven)
|
brug [RND] || een houten brug [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
20386 |
bruid |
bruid:
1a-m; 22, 29a;
br(ou)ət (P195p Gutshoven)
|
bruid [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
20387 |
bruidegom |
bruidegom:
1a-m; 22, 29a;
br(ou)òdegom (P195p Gutshoven)
|
bruidegom [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
23221 |
bruidje in de processie |
bruidje:
də brōͅətəs (P195p Gutshoven)
|
Hoe heten de kleine meisjes die in de processie gaan? [ZND 22 (1936)]
III-3-3
|
20390 |
bruiloft |
bruiloft:
1a-m; 22, 29b;
brələf (P195p Gutshoven)
|
bruiloft [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|