e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Guttecoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
getalzijde van een geldstuk munt: muntj (Guttecoven) De getalzijde van een geldstuk [letter, oppers, munt]. [N 88 (1982)] III-3-2
getob; tobben gemartel: gemartel (Guttecoven) gemartel [SGV (1914)] III-1-4
getuige getuige: getuugə (Guttecoven) iemand die voor de rechter een verklaring aflegt over te bewijzen feiten [toon, getuige] [N 90 (1982)] III-3-1
getuige zijn getuigen: gətūūge (Guttecoven) getuige zijn bij een huwelijk [getuigen zijn, bronken] [N 87 (1981)] III-2-2
getuigen tuigen: tuugen (Guttecoven) getuigen [SGV (1914)] III-3-1
getuigenis getuigenis: getuugənis (Guttecoven) de verklaring die men als getuige aflegt over een persoon of een zaak [toon, getuige, getuigenis] [N 90 (1982)] III-3-1
gevangenis petoet: Van Dale: petoet, (sold., Barg.) cel, gevangenis.  pətoet (Guttecoven), prison (<fr.): ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  perzŏan (Guttecoven) de gevangenis [cachot, nor, partoet, speentje, grawoel, ren] [N 90 (1982)] || gevangenis [SGV (1914)] III-3-1
geven geven: gêve (Guttecoven) geven [SGV (1914)] III-1-2
gevoelig (zijn) gevoelig: geveulig (Guttecoven), gevuilig (Guttecoven) gevoelig [SGV (1914)] III-1-1
gewas gewas: gǝwas (Guttecoven), vruchten: vrøxtǝ (Guttecoven) Collectief voor hetgeen verbouwd of geteeld wordt op het veld. [L 1, a-m; S 20; monogr.] I-4