e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Guttecoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
glazig glazerig: glazerig (Guttecoven), glazetig: gláázetig (Guttecoven) glazig; Hoe noemt U: Hard en doorschijnend, gezegd van aardappelen (schier, glazerig) [N 80 (1980)] III-2-3
gleiswerk aardewerk: ārdǝwęrǝk (Guttecoven) Geglazuurd aardewerk. Het woordtype faïence (Q 156) is van toepassing op geglazuurd en geschilderd aardewerk, oorspronkelijk afkomstig uit Faënza, later naar voorbeeld hiervan ook elders vervaardigd. [N 20, 5; L 35, 78; monogr.] II-8
glijbaan roetsjbaan: roetsjbaan (Guttecoven) Het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan]. [N 88 (1982)] III-3-2
glijden sleuren: sjleere (Guttecoven) glijden [SGV (1914)] III-1-2
glimworm glimworm: WLD  glimwoorm (Guttecoven), glimwormpje: glimwurmke (Guttecoven), vuurworm: vuurwourm (Guttecoven), vuurwŏrm (Guttecoven) glimworm [SGV (1914)], [ZND 18G (1935)] || Hoe noemt u een soort kever: het mannetje is gevleugeld. Het kan 11-16mm lang worden. Het is bruinachtig van kleur en is in staat een geelgroen licht uit te stralen met behulp van lichtorganen op het achterlijf (glimkever) [N 83 (1981)] III-4-2
gloed gloed: gloed (Guttecoven), glood (Guttecoven), gloeiend: gleu-end (Guttecoven) Hitte, warmte die van een vurige massa uitstraalt (gloed, hitte, warmte) [N 79 (1979)] III-2-1
gloria gloria (lat.): gloria (Guttecoven) De lofzang "Gloria in excelsis..."[jloria?]. [N 96B (1989)] III-3-3
gluiperd gluiperd: gloeperd (zn.) (Guttecoven) gluiperig: hij is - [DC 16 (1948)] III-1-4
gluiperig gluiperig: gloeperig (Guttecoven) gluiperig: hij is - [DC 16 (1948)] III-1-4
godslamp godslamp: gaodslamp (Guttecoven) De godslamp, de altijd brandende olielamp vóór het tabernakel van het hoofdaltaar of sacramentsaltaar [gods-, gôds-, gaods-, godeslamp]. [N 96A (1989)] III-3-3