23741 |
heilig hartlampje |
godslampje:
godslempke (L429p Guttecoven)
|
Het altijd brandend electrisch devotielichtje bij het H.Hartbeeld [H.Hartlemp-ke?. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23444 |
heilig putje |
heilig putje:
heͅilex pøͅtjə (L429p Guttecoven)
|
Het zinkputje onder of naast de sacristie, het heilige putje. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23544 |
heilige hostie |
communie (<lat.):
kemune (L429p Guttecoven),
hostie (<lat.):
hostie (L429p Guttecoven)
|
De H. Hostie die men ontvangt. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23758 |
heiligedag |
hoge dag:
hoagendaag (L429p Guttecoven)
|
Een kerkelijke feestdag door de week die als zondag te vieren is [heiligedag, planke zondeg]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23391 |
heiligenbeeld |
heiligenbeeld:
heiligebeeld (L429p Guttecoven),
heͅlgəbēldə (L429p Guttecoven)
|
De beelden in de kerk, de kerkbeelden [beelde, bilde, fiegoere, sjtatoeë, hèlligebeelde, hilliejefijoere?]. [N 96A (1989)] || Een beeld van een heilige, gemaakt van hout, aardewerk, gips e.d. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23656 |
heiligenmedaille |
medaille (<fr.):
medaje (L429p Guttecoven)
|
Een rond of ovaalvormig lichtmetalen plaatje waarop Jezus of een heilige is afgebeeld [medalje, medallie, medallieje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23751 |
heiligenprentje |
beeldje:
biltje (L429p Guttecoven)
|
Een heiligenprentje, santje, ter opwekking van de devotie. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21838 |
heimelijk koffiedrinken |
kransje (zn.):
krànske (L429p Guttecoven)
|
heimelijk kopjes koffie bij elkaar drinken [tontelen, konkelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
33725 |
hek |
veken:
vē̜kǝ (L429p Guttecoven),
vouwere:
vau̯wǝrǝ (L429p Guttecoven)
|
Algemene benaming. [N 14, 62; S 13; L 1a-m; RND 8, 20; R I, 44; R I, 45; monogr.]
I-8
|
33726 |
hek aan de ingang van een wei |
veken:
vē̜kǝ (L429p Guttecoven)
|
In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.]
I-8
|