23779 |
kerstkribbe |
kerstkribbe:
korsjkrub (L429p Guttecoven)
|
Een kerstkribbe [et kribche]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
22668 |
kerstlied |
kerstliedje:
koͅrslēdjə (L429p Guttecoven)
|
Een lied dat in de kersttijd veel gezonden wordt [leis, kerstliedje]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
23242 |
kerstmis |
kerstmis:
korsjmès (L429p Guttecoven)
|
Kerstmis [Krismes, Kriësmes, Keersemes, Korsmes]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23770 |
kerstnacht |
kerstnacht:
korsjnach (L429p Guttecoven)
|
De nacht van 24 op 25 december waarin Christus geboorte herdacht wordt, kerstnacht [krisnach]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23775 |
kerststal |
kerststal:
korsjsjtal (L429p Guttecoven)
|
Een kerststal. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
32783 |
kettingeg, weide-eg |
ketting[eg]:
keteŋ[eg] (L429p Guttecoven)
|
De kettingeg bestaat uit een vier-, soms driehoekig raam of slechts uit een losse voor- en achterbalk, waartussen kettingen gespannen zijn. Aan deze kettingen zijn korte en lichte tanden bevestigd. Zie afb. 13 en 14. Met de kettingeg wordt voornamelijk licht werk verricht. Het bekendst is het gebruik als weide-eg. Men bewerkt de weide met de kettingeg om de grasmat luchtiger te maken, om mest te verspreiden en molshopen te slechten. Men kan de kettingeg ook gebruiken om gerooide en in panden gelegde suikerbieten van de aanklevende aarde te ontdoen. Soms wordt met de kettingeg ook akkerland bewerkt. Van enige termen aan het einde van het lemma vindt men de plaatselijke varianten in het lemma ´akkersleep, weidesleep´ vermeld. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b + 2c; A 13, 16b; A 40, 10; N 11, 72e + 71 add.; N 11A, 163a + 181f; N 14, 81 add.; N J, 10; N P, 18b; monogr.]
I-2
|
19496 |
keukenrek |
kruikenbank:
kroekebank (L429p Guttecoven)
|
Soort kast van latten en planken, zonder deur, om iets in op te bergen, b.v. in de keuken (rek, schap, hang) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
22019 |
keuring |
tentoonstelling:
tentoansjtèlling (L429p Guttecoven)
|
Hoe noemt men een competitieve keuring van duiven, waaraan prijzen verbonden zijn? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22020 |
keurmeester |
keurmeester:
keurmeistèr (L429p Guttecoven)
|
Hoe heet de man die daar de duiven keurt? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24334 |
kever, tor |
kever:
kèver (L429p Guttecoven),
kêver (L429p Guttecoven, ...
L429p Guttecoven)
|
kever [SGV (1914)] || kever, tor [DC 30 (1958)] || tor [SGV (1914)]
III-4-2
|