e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Guttecoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knolvoer, rapen (coll.) groente: grø̄nt (Guttecoven), grø̜i̯nt (Guttecoven) Rapen in het algemeen, als groenvoer of als ingekuild voer voor het vee gebruikt; herfstknollen. [N 12A, 4a; JG 1b, 2c; monogr.; add. uit N 11A, 29f en 29g; N 12, 40, N Q, 11a] I-5
knoop knoop: knoup (Guttecoven), knuip (Guttecoven), knǫwp (Guttecoven) knoop [SGV (1914)] || knoopen (mv.) [SGV (1914)] || Plat, rond schijfje of min of meer bolvormig voorwerpje van been, hout, metaal enz., dat aan kleding of andere gebruiksvoorwerpen wordt genaaid, hetzij als een middel om ze te doen sluiten of met een deel van hetzelfde of met een ander stuk te verbinden. [N 59, 135; N 62, 65a; Gi 1.IV, 48; Wi 5; S 18; MW; monogr.] II-7, III-1-3
knop waaruit twijg groeit oog: WLD  aogh (Guttecoven) De knop waaruit scheuten of loten te voorschijn komen (loot, oog, knop). [N 82 (1981)] III-4-3
knorren krossen: krušǝ (Guttecoven) Het natuurlijke geluid van een varken. [N 19, 23; Wi 56; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
knorrepot knoteraar: ps. deels omgespeld volgens Frings.  knooter[ɛ̄r (Guttecoven) knorrepot [SGV (1914)] III-1-4
knuppel, knots kluppel: klöppel (Guttecoven) knuppel [SGV (1914)] III-1-2
knutselen fisternollen: festərnøͅlə (Guttecoven) Allerlei kleine voorwerpen uit liefhebberij en met geringe hulpmiddelen maken [knutselen, kutselen]. [N 88 (1982)] III-3-2
koe koe: kui̯ (Guttecoven), (Guttecoven), kǫu̯ (Guttecoven) Volwassen vrouwelijk rund, in de regel een rund dat één of meerdere keren gekalfd heeft. Zie afbeelding 5. Op de kaart is het woordtype koe niet opgenomen. [JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 11; Gwn V, 2a; L 1a-m; L 4, 37; L 5, 27b; L 7, 61b; L 14, 26 en 88; L 20, 11; L 27, 5 en 57; L 29, 44; L 38, 44; L 40, 21b; L 44, 16, 21a en 39; R 12, 29; R (s] I-11
koe die eenmaal heeft gekalfd eerste vaars: ēštǝ vē̜š (Guttecoven) Zie afbeelding 6. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N C, 14a; monogr.] I-11
koe die pas gekalfd heeft vaars: vɛš (Guttecoven) Voor een aantal varianten van vaars zou men kunnen denken aan een woord vers. Het wnt (xx-1, blz. 2125) vermeldt ''vers'' in de betekenis van "jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft" (wnt xviii, blz. 72). Het onderscheid tussen vers- en vaarsvarianten is niet altijd even duidelijk. Daarom is er gekozen voor één woordtype vaars.' [A 4, 16; L 20, 16] I-11