e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Guttecoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leep, doortrapt slim: sjlŭm (Guttecoven) leep [SGV (1914)] III-1-4
leerling leerling: laerling (Guttecoven) de persoon [meestal een kind] dat onderwijs krijgt [leerder, leer] [N 90 (1982)] III-3-1
leerlooier leerlooier: lę̄rloǝr (Guttecoven), lę̄rlø̄jǝr (Guttecoven) Persoon die huiden bereidt tot leer door looiing. [S 22; monogr.] II-10
leerrede uitleg: oetlèk (Guttecoven) Een leerrede, een tekstverklarende preek, homilie. [N 96B (1989)] III-3-3
leervlucht oefenvlucht: oefenvlug (Guttecoven) Hoe zegt men / hoe noemt men in Uw dialect: een georganiseerde vlucht om jonge duiven te leren [N 93 (1983)] III-3-2
leest leest: lęjs (Guttecoven) De pasvorm, meestal van beukenhout, waaraan men de schoenen maakt. "De leest waarop de schoen gemaakt wordt, moet als het ware net een afgietsel zijn van de voet, en voor wat de stand aangaat, geschikt zijn volgens de hoogte der hiel waarvoor hij zal gebruikt worden" (Dierick, pag. 7). [N 60, 185a; N 60, 244a; L 1a-m; L 30, 8; S; monogr.] II-10
leeuw leeuw: leeuw (Guttecoven) leeuw [SGV (1914)] III-3-2
leeuwenbek leeuwenbek: WLD  leawəbèk (Guttecoven) Leeuwenbekje (antirrhinum majus). De onderste bladeren staan bijna altijd kruisgewijs, de bovenste verspreid. Grote (ruim 3 cm), verschillend gekleurde bloemen met korte, brede kelkbladeren. De bloemen staan in trossen aan de stengeltoppen (kalfssnuit, kn [N 92 (1982)] III-4-3
lege eerste koe schot: šøt (Guttecoven) Jong rund dat eenmaal heeft gekalfd, maar dat daarna niet meer drachtig wil worden of waarmee men niet verder wil fokken. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 25b; N C, 15; monogr.] I-11
leggen leggen: lèkge (Guttecoven) leggen [SGV (1914)] III-1-2