24541 |
lis (alg.) |
lis:
WLD
lis (L429p Guttecoven)
|
Gele lis (iris pseudacorus). Een 40 tot 120 cm grote plant met een zeer dikke, kruipende wortelstok; de bladeren zijn zwaardvormig; de bloemen hebben 6 gele bloemdekbladeren, de 3 buitenste groot, bruin gestreept, de 3 binnenste klein, rechtopstaand, 3 me [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24528 |
lisdodde |
luus:
geen mv. Hieronder vallen practisch alle waterplanten* met lintvormige bladeren
luusj (L429p Guttecoven),
WLD
lùùsj (L429p Guttecoven)
|
Grote lisdodde (typha latifolia een 100 tot 250 cm hoge plant. De bladeren zijn tot 2 cm breed; de bloemen bevinden zich in cilindervormige aren, eenslachtig, de mannelijke bovenaan, vlak daaronder de vrouwelijke, de bloemdekbladeren ontbreken. Bloeitij [N 92 (1982)] || lisdodde [DC 13 (1945)]
III-4-3
|
21824 |
lispelen (slissen) |
lispelen:
Van Dale: lispelen, 1. de s en z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken; - 2. met onduidelijke, zwakke stem uiten, fluisteren.
lispelə (L429p Guttecoven)
|
de s en de z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken [lispelen, tispelen, strisselen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18967 |
list |
fint:
fint (L429p Guttecoven),
finte veil höbbe (L429p Guttecoven)
|
fint (list, barstje) [SGV (1914)]
III-1-4
|
23731 |
litanie van de rozenkrans |
litanie (<lat.):
littenie (L429p Guttecoven)
|
De litanie van O.L. Vrouw, het slot van het Rozenhoedje [littenïj, lietenïj, lieteniej, lietenej?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18051 |
litteken |
lijmteken:
liemtieken (L429p Guttecoven),
lijnsteken:
liensteike (L429p Guttecoven)
|
Als een wond of zweer is genezen, blijft de plaats ervan meestal zichtbaar. Die plek noemt men dan een .... (Nederl. litteken). [DC 30 (1958)] || litteken [SGV (1914)]
III-1-2
|
23438 |
liturgisch vaatwerk |
heilig vaatwerk:
h vaatwerk (L429p Guttecoven)
|
De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23445 |
liturgische gewaden |
paramenten (<oudfr.):
paramenten (L429p Guttecoven)
|
De paramenten, de liturgische gewaden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17721 |
loeren |
loensen:
lònsje (L429p Guttecoven)
|
kijken: loeren [lonke, luime] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
23311 |
lof |
lof:
lof (L429p Guttecoven),
vesper (lat.):
vesper (L429p Guttecoven)
|
Het lof, de kerkdienst met uitstelling van het Allerheiligste, gehouden op zondagmiddag, soms op zaterdagavond [lof, laof, zeëje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|