34545 |
lopen, gezegd van eenden |
waggelen:
wagǝlǝ (L429p Guttecoven)
|
[N 70, 2; monogr.]
I-12
|
22044 |
lopend snot |
snot:
sjnòt (L429p Guttecoven)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: besmetting van ademhalingswegen met afscheiding van etter en snot uit bek, neus en ogen (lopend snot)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22109 |
losplaats |
losplaats:
lòsplaatsj (L429p Guttecoven)
|
de plaats waar de duiven gelost worden (losplaats, lossingsplaats of dergelijke, dus niet de naam van een stad invullen)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18697 |
losse linnen halsboord |
losse kraag:
losse kraag (L429p Guttecoven)
|
halsboord, losse linnen ~ [beurdje, hemdsband] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33729 |
losse paal met draad |
veken:
vē̜kǝ (L429p Guttecoven)
|
Losse paal met draad waarmee men de wei kan afsluiten. [N 14, 68c; N 7, 48b; L B 19, 6; A 25, 8]
I-8
|
21218 |
losse plankbrug |
bruggetje:
brükske (L429p Guttecoven)
|
vlonder (vonder) [SGV (1914)]
III-3-1
|
33395 |
losse voerbak in de varkenswei |
trog:
[trog] (L429p Guttecoven)
|
Gewoonlijk worden de varkens binnen gevoerd. Soms echter gebruikte men een losse voerbak voor buiten, in de varkenswei; over deze laatste bak gaat het in dit lemma. Zie voor de fonetische documentatie van (trog) het lemma "varkenstrog" (2.4.3). [N 5A, 61b]
I-6
|
33365 |
losse voerbak voor runderen |
trog:
trǭx (L429p Guttecoven)
|
Een losse bak of kuip waarin men het voer aan de koeien voorzet. Bedoeld wordt een bak waar meer dan één rund uit eet (en soms ook drinkt). Waar deze draagbare en ouderwetse bak niet (meer) bekend is, werden benamingen voor de vaste voerbak opgegeven (krib, trog en hun samenstellingen). Oorspronkelijk diende de krib voor het droge voedsel voor runderen en paarden en de trog voor het natte voedsel voor de varkens, maar in de praktijk lopen de termen dooreen. Sommige opgaven betreffen mogelijk ook het vak voor één koe van de in vakken verdeelde voerbak. Vergelijk de lemmata "voer- en drinkgoot" (2.2.14) en "vaste voer- en drink- en voerbak, krib" (2.2.15). [N 5A, 37c; N 18, 130; monogr.]
I-6
|
21738 |
loteling |
loteling:
loateling (L429p Guttecoven)
|
iemand die voor militaire dienst geloot heeft [loteling, lotter] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25247 |
loteren, los zitten |
niet vast zitten:
neet vas (L429p Guttecoven)
|
los zitten, gezegd van onderdelen [loteren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|