e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Guttecoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
matrozenpakje matrozenpakje: metroazepākske (Guttecoven) matrozenpakje [N 26 (1964)] III-1-3
matsen samenspannen: saamesjpanne (Guttecoven) In het voordeel van een ander spelen, met een andere speler samenspelen [materen, opeenspelen, opspannen]. [N 88 (1982)] III-3-2
mattenklopper mattenklopper: matəkloͅpər (Guttecoven) mattenklopper [DC 15 (1947)] III-2-1
mazelen mazelen: mazele (Guttecoven), mazelen (Guttecoven) Hoe noemt men de besmettelijke kinderziekte waarbij de huid vele kleine rode vlekjes vertoont (Nederl. mazelen)? [DC 25 (1954)] || mazelen [SGV (1914)] III-1-2
medaillon medaillon: meedaljoon (Guttecoven) rond, ovaal- of hartvormig sieraad waarin een portretje of iets dergelijks bewaard wordt [medaillon, mejonneke, boot, coulant] [N 86 (1981)] III-1-3
mede honingsbier: honingbeer (Guttecoven) mede (drank) [SGV (1914)] III-2-3
meelworm, larve van de meeltor meelworm: mealwòrm (Guttecoven) meeltor-larve, wormpje dat in (oude) meelvoorraden voorkomt [meelworm] [N 26 (1964)] III-4-2
meerderjarig mondig: munjig (Guttecoven), mŭnjig (Guttecoven) meerderjarig; de leeftijd bereikt hebbend dat men in rechten zelfstandig kan optreden [meerderjarig, mondig] [N 86 (1981)] || mondig [SGV (1914)] III-2-2
meerstemmige mis meerstemmig: mèèesjtömmig (Guttecoven) Een meerstemmige mis, muziekmis. [N 96B (1989)] III-3-3
meester meester: meester (Guttecoven), meister (Guttecoven) meester [SGV (1914)] III-3-1