32590 |
mesthoopje op het land |
mesthoop:
(mv [mest]hø̜i̯p)
[mest]hǫu̯p (L429p Guttecoven)
|
Met de hieronder volgende termen wordt het hoopje mest bedoeld, dat men telkens met de mesthaak van de kar aftrekt. De gegevens die aan dit lemma hoofdzakelijk ten grondslag liggen, zijn tweeërlei: enkelvoudsvormen, verkregen door N 11, 18, en meervoudsvormen n.a.v. A 9, 30. Bij de bewerking van het materiaal konden uit de meervoudsvormen - als dat nodig was - enkelvouden worden afgeleid. Omdat het bij de bemesting van het land doorgaans om meerdere, ja zelfs rijen mesthoopjes gaat, is per woordtype achter de varianten of achter de plaatsnummers zoveel mogelijk de meervoudsvorm vermeld. Bij varianten van de typen hoopje (mest) en mesthoopje echter is het meervoud weggelaten, omdat het - behoudens een enkele, apart gedocumenteerde uitzondering - allerwegen met -s gevormd blijkt te worden. De termen aan het eind van dit lemma betreffen niet het hierboven bedoelde mesthoopje, maar een grote hoeveelheid mest die men, wanneer de mestvaalt vol zat en er op het erf geen plaats voor was, naar het land reed en daar op een bepaalde plaats op een hoop zette. Voor het (...)-deel van de betrokken varianten hieronder zie men het lemma (stal)mest. [N 11, 18 + 19; N 11A, 20a + b; A 9, 31]
I-1
|
24335 |
mestkever |
mestkever:
WLD
mèskaevər (L429p Guttecoven)
|
Hoe noemt u de mestkever: een soort kever, groot blauwachtig glanzend, die in mest of van mest leeft (stronthommel, pekbeest, strontbeest, strontmulder) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
32839 |
mestplakken verspreiden |
flatteren spreiden:
flatǝrǝ špręi̯ǝ (L429p Guttecoven)
|
De koemestplakken in de wei met een riek of schop uit elkaar slaan, om te voorkomen dat er zich op die plekken schitbossen vormen. [NM, 8b; N 11A, 40b; div.; monogr.]
I-2
|
33408 |
mestplank onder de zitstokken |
mestplank:
męspla.ŋk (L429p Guttecoven)
|
De plank onder de zitplaats van de kippen die dient om de mest op te vangen. In L 245, P 51,174, 222, Q 9, 77, 88, 93 en 118 kende men een dergelijke voorziening niet; daar vielen de uitwerpselen gewoon op de vloer. [N 5A, 63b; A 48, 16g]
I-6
|
33622 |
mestvaalt |
aalpoel:
aalpoul (L429p Guttecoven),
mestem:
mèstem (L429p Guttecoven),
aan ZND 01 is hier toegevoed het materiaal van ZND 31 (1939), 019
mistem (L429p Guttecoven, ...
L429p Guttecoven),
mesthoop:
mêshoup (L429p Guttecoven)
|
[SGV (1914)]hoop droge mest,die bij of op de gierput wordt opgestapeld [DC 18 (1950)] || mesthoop bij de boerderij [DC 09 (1940)]
I-7
|
23632 |
met de collecteschaal rondgaan |
met de schaal rondgaan:
mit de sjoal rondjgaon (L429p Guttecoven)
|
Collecteren met de open schaal, met de schaal rondgaan. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21984 |
met de duiven naar de inkorfplaats gaan |
zetten:
zèttə (L429p Guttecoven)
|
Hoe zegt men: met de duiven naar de inkorfplaats gaan om aan wedstrijden deel te nemen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
34453 |
met de horens stoten, gezegd van de bok |
stoten:
štoǝtǝ (L429p Guttecoven)
|
[N 19, 75]
I-12
|
34625 |
met de kar achteruit rijden |
terugstoten:
trøkštǭtǝ (L429p Guttecoven)
|
Voor de voermansroep om het paard achteruit te doen gaan, zie wld I.10 onder het lemma achteruit. [N 17, 95 + 99]
I-13
|
34623 |
met de kar rijden, iets vervoeren |
varen:
vārǝ (L429p Guttecoven)
|
Dit lemma vormt een aanvulling van het lemma met paard en kar rijden in wld I.10. Alleen de opgaven voor de plaatsen waarvoor in WLD I.10 geen materiaal voorhanden was, zijn hier opgenomen. De kaart combineert de gegevens van beide lemmata. [N 17, 94; RND 97; monogr.]
I-13
|