e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Guttecoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
min, voedster voedster: voodster (Guttecoven) voedster; een vrouw die een kind van een andere vrouw zoogt [min, voedster] [N 86 (1981)] III-2-2
minderen minderen: mindere (Guttecoven), minndere(n) (Guttecoven) Bestaat er voor het "minderen"bij het breiwerk een afzonderlijk woord? (minderen, afzetten) [N 104 (2000)] || minderen [SGV (1914)] III-1-3
minderjarig minderjarig: minderjörig (Guttecoven) minderjarig [SGV (1914)] III-2-2
minnares gek wijf: e gek wief (Guttecoven) concubine [N 37 (1971)] III-2-2
mis mis: mès (Guttecoven) De Eucharistieviering, de H. Mis [de mis, de mès?]. [N 96B (1989)] III-3-3
mis met drie heren drieherige mis: driehaerige mès (Guttecoven) Een plechtige H. Mis waarin een celebrant, een dialen en een subdiaken voorgaan [drieherige mis?]. [N 96B (1989)] III-3-3
mis uit dankbaarheid tot dankzegging: tot dankzèkking (Guttecoven) Een H. Mis uit dankbaarheid, tot zekere intentie. [N 96B (1989)] III-3-3
mis voor een overledene zielendienst: zaeledeens (Guttecoven) Een mis voor een overledene [zielmis, zielemis, zieledienst, dodenmis, zwarte mis?]. [N 96B (1989)] III-3-3
misdienaar koorjong: koarjong (Guttecoven) Een koorknaap, misdienaar, misdiener [koeërjóng?]. [N 96B (1989)] III-3-3
misdienaarstoga toog (<lat.): toog (Guttecoven) De rode of de zwarte toog van een misdienaar. [N 96B (1989)] III-3-3