33066 |
muilband, bovenste band van de schoof |
arenband:
ōrǝ[band] (L429p Guttecoven)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''garveband'' (4.6.9). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) band het lemma ''garveband'' (4.6.9). [N 15, 22b; monogr.; add. uit JG 1b]
I-4
|
17872 |
muilpeer |
muilpeer:
moelpêr (L429p Guttecoven)
|
muilpeer, slag op de kaak [SGV (1914)]
III-1-2
|
24357 |
muis |
muis:
moes (L429p Guttecoven)
|
muis [SGV (1914)]
III-4-2
|
24437 |
muis (mv.) |
muis (mv.):
muus (L429p Guttecoven)
|
muizen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-2
|
17663 |
muis van de hand |
muis:
moes (L429p Guttecoven)
|
muis van de hand (het onderste, vlezige deel van de duim) [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20122 |
muizen |
muizen:
moeze (L429p Guttecoven),
moezen (L429p Guttecoven)
|
muizen (ww) [SGV (1914)]
III-2-1
|
24926 |
mul (zand) |
muf:
mouw (L429p Guttecoven)
|
mul [SGV (1914)]
III-4-4
|
21642 |
muntgeld |
kleingeld:
kleigèldj (L429p Guttecoven)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: muntgeld, klinkend geld in het algemeen [geen bankbiljetten dus] [speeses?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33627 |
mutsaard, houtmijt |
schansenmijt:
Algemene opmerking: deze vragenlijst is niet omgespeld, maar zo letterlijk mogelijk overgenomen, zoals invuller het genoteerd heeft!
də ša.nsəmī.t (L429p Guttecoven)
|
houtmijt, stapel takkebossen [N 05A (1964)]
I-7
|
30091 |
muur |
muur:
mūr (L429p Guttecoven)
|
Uit diverse materialen, bijvoorbeeld baksteen of beton, opgetrokken bouwwerk ter afscheiding of ter ondersteuning. In dit en de volgende lemmata wordt onder een 'muur' vooral een uit bakstenen samengestelde afscheiding verstaan. Het woord 'wand' wordt in het onderzoeksgebied meestal gebruikt voor een uit verticale en horizontale balken samengestelde muur die vervolgens met vlechtwerk of metselwerk wordt opgevuld. Zie ook de paragraaf over het vak- en vlechtwerk. Worden in een gebouw een of meer kelders aangebracht, dan worden de muren die de kelder omsluiten geheel van harde metselsteen en waterdichte mortel opgetrokken. Een muur die boven de grond wordt opgemetseld, noemt men een 'opgaande muur'. Bij de muren van gebouwen onderscheidt men buiten- en binnenmuren en de voor-, zij- en achtergevel, de muren die respectievelijk de voorzijde, de zijkant en de achterzijde van het bouwwerk vormen. [N 31, 32a; S 25; L 1 a-m; L 6, 41b; L 12, 5; monogr.; Vld]
II-9
|