23639 |
offergang |
offergang:
offergank (L429p Guttecoven)
|
De offergang, rondgang van de gelovigen rond het offerblok [offergank?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23409 |
offergeld |
offergeld:
offergeldj (L429p Guttecoven)
|
Het geld dat men in het offerblok stopt [offergeld?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
ogenblik:
aogenblik (L429p Guttecoven),
poosje:
peuskə (L429p Guttecoven)
|
een korte tijdsruimte [poosje, end, scheut, stoot, rek, kortje, hortje, kutske, rande] [N 91 (1982)] || ogenblikje [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
33558 |
okkernoot |
noot:
neut (L429p Guttecoven),
noot (L429p Guttecoven),
-
noot (L429p Guttecoven)
|
noot (vrucht) [SGV (1914)] || noten (mv.) [SGV (1914)] || okkernoot, vrucht van [DC 17 (1949)]
I-7
|
23227 |
oksaal |
oksaal:
eͅkzōͅl (L429p Guttecoven)
|
Het oksaal, de galerij boven het kerkportaal, waar het orgel staat en het zangkoor zingt [oksaal oksaol, koor, zangerskoor, zangzolder?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17636 |
oksel |
oksel:
oksel (L429p Guttecoven)
|
oksel, oksels [oksel, okselschrooi, hoksel, hoks] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20547 |
olie |
olig:
oaljig (L429p Guttecoven),
salade-olie:
sjlaat-aolie (L429p Guttecoven),
sla-olie:
sjla aolie (L429p Guttecoven),
smout:
sjmaut (L429p Guttecoven, ...
L429p Guttecoven)
|
olie [SGV (1914)] || olie; Hoe noemt U: De vette vloeistof die b.v. gebruikt wordt bij het aanmaken van sla of het braden van vlees (smout, olie) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20701 |
oliebol |
nonnenvot:
Deeg zonder krenten plat gebakken
nónnevot (L429p Guttecoven),
oligbol:
Ronde bol van deeg en krenten.
oaligbol (L429p Guttecoven)
|
Oliebol (nonnevot?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20759 |
oliekoek |
flitsje:
flitsjkes (L429p Guttecoven)
|
In raapolie gebakken ronde koek van meel, krenten en eieren (oliekoek?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
30614 |
olieverf |
oligverf:
ǭljex˲[verf] (L429p Guttecoven)
|
Verf waarvan het bindmiddel bestaat uit een drogende olie als lijnolie of papaverolie. Olieverf wordt bereid door verfstof met een tempermes op een wrijfsteen in de olie te wrijven of door olie en verfstof na menging te malen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [S 26; N 67, 23b; monogr.; div.]
II-9
|